'Doet 't pijn?'
'Niet zo erg,' zei ik. 'Het is nu beter.'
'Mag ik er aankomen?'
'Doe maar.'
Ik leunde naar voren en Emily stak een mollig wijsvingertje uit. Ze maakte een prikkend, jeukend spoor van mijn oor langs mijn wang naar de rand van mijn kaak. Geen pijn meer.
'Toen we eerder samen praatten,' zei ik, 'was je met je vriendinnetje aan het spelen en toen hadden we het over de speeltuin. Je speelde in de speeltuin toen je mama wegging. Weet je dat nog?'
'Ja,' zei ze.
'Veel mensen hebben je dat gevraagd, hè?' zei ik.
'Plietsie,' zei ze.
'Ja, precies,' zei ik. 'En die meneren en mevrouwen van de politie vroegen je ook of je had gezien dat je mama met iemand meeging, en toen zei je van niet.'
Emily kraste met haar nagels over de tafel. Ik voelde dat ze me ontglipte. De superkorte aandachtsspanne van een bijna vierjarige was bijna ten einde. Ik keek naar de cassetterecorder. De spoelen draaiden. Ik was hier gekomen met maar één kogel in mijn pistool. Als die zijn doel niet zou raken, was dat het einde van alles. Ik zou beleefd afscheid nemen, naar huis gaan en de dingen in mijn leven weer oppakken die ik veel te lang had verwaarloosd. Ik stak mijn hand uit en legde die over Emily's warme, kleverige handje. Ik kneep er even in om haar aandacht te krijgen. Ze keek me aan.
'Maar daarover wil ik je niets vragen, Emily. Ik wou je iets anders vragen. Kan je me iets over die lieve mevrouw vertellen?'
'Wat?' zei Emily.
'Wat bent u...?' zei Pam.
'Sst,' zei ik streng, terwijl ik mijn hand ophief. 'Emily, wat heeft ze aan jou gegeven?'
'Niks.'
'Niks?'
'Een lolly.'
'Lekker, zeg,' zei ik. Ik voelde mijn bloed door mijn lichaam pompen, zelfs in mijn hoofd. 'Wat deed ze verder nog? Heeft ze je geduwd op de schommel?'
'Eventjes. Ze ging mee naar de zandbak.'
Ik probeerde me de speeltuin voor te stellen. Ja, natuurlijk. De zandbak was het verst van het hek vandaan, waar Philippa naar haar dochter had staan kijken.
'Wat leuk,' zei ik. 'En toen ging ze weg. En jij bleef in de zandbak?'
'Kweenie.'
'Hoe zag die mevrouw eruit?'
'Ik vind 't stom,' zei Emily luid.
'Was ze groot?'
'Stó-hom.'
'Goed zo, Emily,' zei ik. 'Heel erg bedankt.' Ik gaf haar een knuffel. Ze wrong zich los en rende de deur uit, de tuin in. Ik zette de cassetterecorder uit. Ik keek naar Pam. Ze leek in droevige gedachten verzonken.
'Maar...' zei ze. 'Die man heeft het gedaan. Wat was zij...?'
Ik was van plan geweest om meteen op te staan en weg te lopen, maar dat kon ik niet tegenover haar maken.
'Ik had er al veel eerder aan moeten denken,' zei ik. 'Je kan een vrouw zonder veel gedoe op een donkere avond, op een verlaten plek ontvoeren. Op een plek waar veel mensen zijn, lukt dat ook, ook al is er dan iets meer voorzichtigheid geboden. Maar je kan een moeder niet zover krijgen dat ze haar kind alleen laat, zelfs niet in een speeltuin, nog geen minuut. Dus moest er iemand zijn om bij het kind te blijven. Dat idee kwam plotseling in me op. En het moest dan een vrouw zijn, bedacht ik. Emily heeft toch altijd gezegd dat haar moeder zou terugkomen?' Pam knikte en staarde me aan. 'Want dat is waarschijnlijk het laatste wat Philippa tegen haar heeft gezegd. Ze zal zoiets gezegd hebben als: "Wees maar niet bang, ik ben zo terug," en Emily wacht daar nog steeds op.'
Ik haalde de cassetterecorder uit het stopcontact en klemde hem tegen me aan, alsof hij elk moment van me afgepakt kon worden. 'Ik moet weg,' zei ik.
'Dus hij had een medeplichtige,' zei Pam.
Ik schudde mijn hoofd. 'Ik kende Michael Doll,' zei ik. 'Ik geloof niet dat hij ook maar met één vrouw omging.' Behalve met mij, dacht ik bij mezelf. En met een steek van pijn liet ik haar achter aan de keukentafel, haar handen gevouwen alsof ze bad.
43
Ik belde het opvanghuis met mijn mobieltje toen ik een paar minuten onderweg was. Toen de vrouw die de telefoon opnam, zei dat Will er niet was, reed ik door tot voor de deur, parkeerde daar en belde aan.
'Is Sylvia hier ook toevallig?' vroeg ik de jonge vrouw achter de balie. Ze had kortgeknipt haar, een tatoeage van een spinnenweb op haar wang, en ze leek niet veel ouder dan de bewoners.
'Nee.' Het spinnenweb rekte zich uit als ze iets zei.
'Verwacht je haar later?'
'Geen idee.'
'Weet je dan misschien waar ik haar zou kunnen vinden?'
'Geen idee.' Ze haalde een sigaret achter haar oor vandaan en stak die tussen haar lippen. 'Vertrouwelijk,' zei ze. Ze stak de sigaret aan.
'O. Natuurlijk. Mocht je haar zien, kun je dan zeggen dat Kit Quinn haar iets wil vragen? Ik schrijf mijn telefoonnummers wel even voor je op.' De jonge vrouw gaf geen antwoord, en keek me alleen wantrouwig aan. 'Ze kent me,' zei ik ook nog. Ik haalde mijn notitieblokje uit mijn tas, krabbelde de nummers op een bladzij en gaf die aan haar. Ze legde het papiertje op de balie zonder ernaar te kijken. Ik had niet de illusie dat ze erg haar best ging doen. 'Toch bedankt, en sorry voor het storen.'
Maar toen ik me al had omgedraaid en weg wilde lopen, zonder enig idee waar ik haar dan moest zoeken, hoorde ik een hoog stemmetje: 'Probeer het eens op de kermis.'
Ik draaide me weer om en zag een jongen op zijn hurken bij de voordeur zitten. Hij leek niet ouder dan tien, alleen had hij een sigaret in zijn mondhoek en speelde hij met een stiletto.
'De kermis? Die op Bibury Common?' Ik was er onderweg langsgekomen, en had een klein golfje nostalgie voelen opkomen naar de tijd dat ik verzot was op de gierende zwaai en het weeë neerkomen bij opwindende attracties, de niksige knuffelbeesten en enorme plastic hamers die je kon winnen als je alle doelen raakte met een krom geweer.
'Ja.' Hij aarzelde even. 'Hebt u een paar peuken voor me, mevrouw?'
'Sorry, ik rook niet.'
'Geld dan?' Hij deed zijn handen tegen elkaar met een smekend gebaar vol zelfspot. Ik wierp een vluchtige blik richting het meisje achter de balie, en gaf hem toen een paar muntjes. 'Cool! Bedankt.'
De avond viel al, en de kermis kwam net op gang. Mannen in een leren jack, met vet achterovergekamd haar en viezige tanden, stonden dingen aan te spannen met moersleutels. De Big Dipper draaide trage rondjes in de schemering, ook al zat er nog niemand in de stoeltjes. Er stond een achtbaan, een draaimolen met theekopjes, nog eentje met dieren, de botsauto's waar slanke, kauwgum kauwende jongemannen met strakke spijkerbroeken op letten, een spookhuis, een nogal verlopen spiegelpaleis waarvan het laatste onderdeel net op zijn plaats werd gezet, tenten waar je ringen over een fles moest mikken om een dolfijn te winnen, tenten waar je een zak Engelse drop of een afschuwelijke vaas kon winnen als je met een dartpijltje de roos raakte, kraampjes waar vette hamburgers en dikke oranje worsten werden verkocht. En er was modder, zompige bruine modder, vloeiende modderstromen in het spoor van de kermiswagens. Overal modder.
Ik keek rond of ik Sylvia zag. Er kwamen net wat mensen het terrein op. Blikkerige muziek begon te spelen. Een heliumballon ontsnapte uit het knuistje van een blèrende peuter en zweefde naar de hemel. De geur van bakolie en sigarettenrook hing zwaar in de lucht. Misschien was ze hier helemaal niet. Ik liep voorzichtig door de modder, turend naar de kluitjes mensen, en ik wilde het al opgeven toen ik haar zag. Ze klom net in een botsauto met een jongen van rond de zestien. Ze gingen zitten en hij legde zijn arm om haar schouder, maar die duwde ze vol minachting weg. Ze had idiote knotjes in haar haar gedraaid, en ze zag er veel jonger uit dan ik me herinnerde, en gelukkig, alsof ze absoluut niets had om zich zorgen over te maken. Ik keek toe hoe ze over de botsbaan bonkte, gilde van nepangst als iemand tegen haar aanknalde, juichte als ze haar autootje de bocht omrukte en een andere raakte.
Toen ze eruit klom, liep ik op haar af. 'Hallo, Sylvia.'
'Hoi.' Ze leek totaal niet verbaasd om mij daar te zien.
'Ik was op zoek naar je.'
'O ja?'
'Ik wou je iets vragen. Maar ik wil je avondje uit niet verstoren, dus we kunnen elkaar ook later treffen, als je dat liever hebt.'
'Nee, geeft niet. Ik heb toch geen geld. Ik zie je nog wel, Robbie,' zei ze om de jongen naast haar af te poeieren, die wegdrentelde terwijl zijn lange flodderbroek door de modder sleepte.
'Wil je soms iets eten. Of drinken?'
'Ja, best wel.'
'Heb je zin in...?'
'Oké. Een hamburger met uitjes en ketchup, frietjes en een coke.'
We liepen naar een van de kraampjes, en ik bestelde het eten. 'Daar staat een bank, daar kunnen we even praten,' zei ik.
'Best,' zei ze weer, heel vriendelijk. Ze leek helemaal niet nieuwsgierig, maar honger had ze wel. Ze had het al bijna op toen we gingen zitten. Er liep een straaltje vet langs haar kin, en er zat ketchup op haar lippen. Ze haalde haar mouw langs haar gezicht, en zuchtte.
'Ik zit ergens mee, en ik dacht dat jij me zou kunnen helpen,' begon ik.
'Gaat het over Lianne?'
'Min of meer. Eigenlijk ook over Daisy. Liannes vriendin.'
'Ja, die zichzelf van kant heeft gemaakt.'
'Precies. Kende je haar goed?'
'Ik zag haar wel 's. Heb wel 's dingen met haar gedaan. Je weet wel. Zelfde groepje.'
'Weet jij of Will Pavic haar kende?'
'Denk 't wel. Ik bedoel, dat is toch logisch?' Haar blik dwaalde weg. 'Mag ik ook een suikerspin?'
'Absoluut. Zo meteen. Deze vraag is lastig, Sylvia, maar weet je, heb je enig idee of Will Pavic ooit, nou ja, een relatie had met een van de jongeren waar hij mee werkte?'
'Een relatie?' herhaalde ze, alsof het een woord was in een vreemde taal.
'Ja. Of hij met iemand van hen een seksuele verhouding had.'
'O, of hij met ze néukte, bedoel je.' Ze giechelde en gaf me een goedmoedig schouderklopje. 'Seksuele verhouding,' zei ze, en deed mijn stem na.
'Wel of niet?'
'Heb je een peuk?'
'Nee.'
'Dan niet.' Ze haalde zelf een pakje sigaretten uit de zak van haar spijkerbroek, en stak er eentje op. 'Denk 't niet.'
'Weet je dat zeker?'
'Zeker? Tuurlijk niet. Zulke dingen weet je nooit zeker, toch? Maar mij is niks opgevallen.' Ze trok haar neusje in kleine rimpeltjes, en pafte rustig door. 'Hij is anders geen frunnik.'
'Frunnik?'
'Je hebt ze erbij die hun hand op je schouder leggen, op je knie, je van die klopjes geven als ze met je praten. Getver!' Ze rilde even. 'Engerds, alsof wij niet snappen wat ze bedoelen. Will doet dat niet. Hij blijft op een afstand.'
'Goed. Hoe zit het dan met Gabriel Teale? Heeft Daisy het ooit over hem gehad?'
'Gabriel? Wat is dat voor een stomme naam voor een kerel? Nooit van gehoord.'
'Hij is de baas van The Sugarhouse.'
'O, dat. Dat ken ik natuurlijk.'
'Ging Daisy daar wel 's heen?' vroeg ik, en probeerde mijn stem niet te gretig te laten klinken.
'Ja hoor. Daar zijn zoveel van ons wel 's geweest. Ik niet. Niks voor mij. Daisy wel, zeker weten. Ze moest radslagen leren maken.' Ze glimlachte. 'Uiteindelijk was ze er supergoed in. Ze kon ze helemaal rechtop, een heleboel keer achter elkaar. Ze kwam met radslagen de kamer binnen.'
Ik voelde de opwinding langs mijn ruggengraat op en neer prikken. Ik haalde het programma van het theater uit mijn tas, en draaide het achterstevoren.
'Weet je nog, toen we elkaar voor het eerst zagen, toen zei je dat iemand dingen vroeg over Lianne. Was het die man?' Ik wees met mijn vinger naar de foto van Gabe.
Ze wierp er een vluchtige blik op. 'Absoluut niet!' giechelde ze. 'Dat was een vrouw die naar Lianne op zoek was.'
Ik had de gewaarwording dat iemand vol aan de rem trok. 'Dat heb je nog nooit gezegd,' kreeg ik er nog net uit.
'Je vroeg er ook niet naar.'
Ik haalde de foto van Bryony uit mijn tas. 'Was zij het dan?'
Ze kneep haar ogen samen in het schemerlicht. 'Nee,' zei ze.
'Zeker weten?'
'Ja. Ze lijkt er helemaal niet op. De vrouw die ik zag, was blond, om te beginnen.'
Verbijsterd trok ik nog een foto te voorschijn. 'Zoiets?'
'Ja. Ja, dat is 'r. Haar herken ik. Ze was aan het rondsnuffelen, ze vroeg van alles met dat kakaccent van d'r. Wie is dat?'
Ik keek naar het gezicht, en streek mijn vinger er zachtjes overheen. 'Ze heet Philippa Burton.'
'Philippa Burton.' Sylvia keek naar de foto, en er gleed een schaduw over haar gezicht, een soort verkilling. 'Heeft zij Lianne dus vermoord?'
'Nee,' zei ik. En toen: 'Dat weet ik niet.'
'Je ziet er typisch uit, ben je ziek?'
'Nee. Alleen maar in de war, Sylvia. Wil je nou je suikerspin?'
'Neem jij er ook eentje?'
'Nee.'
'Waarom niet? Doe 's gek, wat geeft dat nou?' Ze draaide haar pientere, fijnbesneden gezicht naar me toe, en keek me monsterend aan. 'Jij moet 's een beetje relaxen.'
Ik werd overvallen door een wonderlijk licht gevoel in mijn hoofd. 'Goed. Ik neem een roze, extra groot.'
'Cool. En daarna gaan we daarin.' Ze wees naar de Wurlitzer, die zo snel ronddraaide dat ik nog maar net de gillende gezichten van de inzittenden kon onderscheiden.
'Ik denk er nog even over na.'
'Niet denken. Kom mee.'
Ik at mijn suikerspin. Hij knisperde tegen mijn tanden, bleef in mijn haar plakken en smolt op mijn wang. Daarna klommen Sylvia en ik in een van de wagentjes van de Wurlitzer.
'Ik vind dit helemaal niet leuk.'
Sylvia moest giechelen. Het wagentje kwam in beweging, eerst langzaam, en toen steeds sneller, en bovendien tolde elk wagentje ook nog eens rond in een eigen duizelingwekkende draai. Ik wilde iets zeggen, maar mijn wangspieren waren blijkbaar totaal verslapt. De wereld was een langszoevende hutspot. Door de centrifugale kracht werd ik tegen mijn rugleuning gedrukt. Mijn maag bevond zich elders, mijn kleverige haar zwiepte tegen mijn gezicht.
'Godsamme,' stamelde ik met moeite.
'Gillen,' riep Sylvia in mijn oor. 'Gil alles er maar 's goed uit.'
Ik deed mijn hoofd achterover en mijn mond open. Ik gilde, tot ik mezelf boven alle anderen uit hoorde krijsen. Ik gilde alles eruit.
44
Ik hanneste nog wat verder met mijn cassetterecorder, en dat werd erger onder de sceptische, neusophalende, in feite afkeurende blik van inspecteur Guy Furth, en de teleurgestelde en gegeneerde van hoofdinspecteur Oban. Deze twee mannen waren met hun gedachten bij andere dingen, nieuwe zaken, en nu zaten ze tegenover een bezeten vrouwmens dat maar niet wilde opgeven. Erger nog, deze vrouw zat nu gehurkt onder een tafel in Obans werkkamer, en trachtte zonder succes een simpele stekker in het stopcontact te krijgen. Ik vloekte in stilte, en daarna hardop. Een stekker was goddomme toch gewoon een stekker?
Uiteindelijk kreeg ik het voor elkaar en zette het apparaat op Obans bureau.
'Jullie moeten goed opletten,' zei ik. 'Het is geen fantastisch goeie opname. Ik heb een oud bandje gebruikt dat ik nog achter in een la had liggen, en het heeft betere tijden gekend, geloof ik.'
De twee rechercheurs wisselden een blik van verstandhouding toen ik op 'play' drukte. Het was een beetje stom, want ik had hem niet naar het goede punt teruggedraaid, en het bandje begon met mijn stem die 'test, test' zei, en daarna het alfabet. Ik keek naar Oban. Hij beet op zijn lip, alsof hij zijn lachen zat in te houden. Het werd er niet veel beter op. Je hoorde schijnbaar eindeloos gebabbel tussen mij en Emily over haar crèche en mijn litteken. Oban begon ongeduldig op zijn stoel te schuiven.
'Hagelde het soms toen je dit gesprek opnam?' vroeg Furth met zijn lip in een krul.
'Het bandje ratelt een beetje, dat weet ik,' gaf ik toe. 'Sorry dat het zo gaat, maar ik wou jullie graag alles laten horen, want dan snap je de context,' zei ik.
Hij mompelde iets onhoorbaars.
'Zei je wat?' vroeg ik.
'Nee, niks,' zei hij.
Ik zette het bandje af en draaide een stukje terug.
'Lieve God,' riep hij, 'we moeten er toch niet nog een keer naar luisteren, hè?'
'Ik wil graag dat jullie niets missen.'
Hij kreunde. Het gesprek verschoof naar wat er in de speeltuin was gebeurd, en hij fronste geconcentreerd. Plotseling hoorde je Emily zeggen dat ze dit stom vond, er volgde een klik en gekraak, en ineens zaten we midden in 'Hotel California'. Het was een feestbandje ergens uit het midden van de jaren tachtig. De beide mannen grinnikten.
'Dit is wel een leuk stukje,' zei Furth. 'Beter opgenomen ook.'
'Dus wat vinden jullie ervan?' zei ik ongeduldig.
'Draai het nog 's,' zei Oban. 'Alleen dat laatste stukje,' voegde hij er haastig aan toe.
Met een beetje vallen en opstaan draaide ik het bandje terug, en liet nogmaals Emily's antwoorden horen over de vrouw. Voor het einde leunde hij voorover en zette het zelf af. Hij ging weer zitten met een weinig ontspannen uitdrukking.
'Nou?' zei ik.
Hij keek uit het raam alsof hij buiten zojuist iets fascinerends had opgemerkt dat zijn volledige aandacht in beslag nam. Hij keek om alsof hij verbaasd was dat ik er nog zat.
'Sorry,' zei hij. 'Ik moest alleen terugdenken aan die keer een paar weken geleden. Toen draaiden we een bandje voor jóu. Gek hoe die dingen gaan.'
'Niet echt,' zei ik.
'Wat wil je van me horen?' zei hij.
Ik had al het ongemakkelijke gevoel dat het allemaal niet lekker liep. 'Ik weet niet of ik wel iets van je wil horen,' zei ik. 'Ik dacht dat je een gat in de lucht zou springen van verrassing.'
'Waar moet ik dan zo verrast over zijn?'
Ik keek ze allebei aan. Furth trok een merkwaardig vriendelijk gezicht, waardoor ik me nog rotter ging voelen.
'Horen jullie niet wat ik hoor? Hier hadden we al ik weet niet hoe lang geleden aan moeten denken. Je sleurt niet even een moeder weg die op haar kind past terwijl er allerlei mensen in de buurt zijn. Er is een vrouw bij betrokken, een vrouw die een paar minuten bij Emily bleef terwijl Philippa Burton naar de auto werd gelokt en daar werd vermoord.'
'Dat heb ik niet gehoord,' zei Oban.
'Wat heb je dan wel gehoord?'
Hij snoof eens laatdunkend. 'Ik hoor suggestieve vragen aan een driejarig meisje, dat vage antwoorden geeft. Ik bedoel: "die lieve mevrouw", wat zou dat? Dat kan elke vrouw zijn die het afgelopen jaar een lolly voor haar heeft gekocht.'
'Dus je gelooft Emily niet.'
'Om te beginnen wordt dat bandje nooit toegelaten als bewijs, en dat weet je. Bovendien vind ik het geleuter. Sorry Kit, maar ik vind dat je doordraaft, en dat je zo langzamerhand mijn tijd loopt te verspillen.'
'Dus je wil de mogelijkheid niet eens overwegen dat er een vrouw bij betrokken was?'
'Heb je iemand op het oog?'
'Ja.'
'Wie dan?'
'Bryony Teale.'
'Wat zegje?'
'Je mag me over vijf minuten op straat smijten, maar eerst even luisteren.'
'En heeft-ie geluisterd?' zei Julie, en nipte aan haar drankje.
We zaten in een nieuwe kroeg in Soho, de Bar Nothing. Klaarblijkelijk waren scherpe hoeken en rechte lijnen volkomen uit. Hier uitsluitend zachte banken in pastelkleuren en dikke kussens op de vloer. Wij zaten aan de bar. De bar was niet zo zacht. Die kan ook niet zacht zijn. Dan valt je glas omver. Maar ook die liep in mild glooiende bochtjes.
Ik was Julie vroeg in de avond tegen het lijf gelopen, en had geraasd en getierd en met mijn kop tegen de spreekwoordelijke muur geslagen. Dus besloot ze ferm dat er maar één oplossing was: ons optutten en samen door de stad flaneren. Zij koos en straalde in weer een andere jurk van me, een zwarte met mouwen van chiffon. Ik droeg mijn speciale roze jurk waar je figuur zo van opfleurt. Hij hoorde bij een fantasietje dat ik het onderwerp was van een bluesnummer, waarin de zanger klaagt dat hij door een duivelse vrouw van huis en haard is weggelokt. Ik hoopte een klein beetje dat er iemand naar ons toe zou komen om te melden dat we de algemene politieverordening overtraden.
Volgens mij voelde Julie zich toen onmiddellijk voor schut staan omdat ik twee marguerita's bestelde, wat waarschijnlijk tamelijk jaren negentig is, of zelfs tachtig, maar ik moest snel iets sterks hebben.
'Roze is echt jouw kleur, wist je dat?' zei Julie toen we ons eerste slokje namen. 'Het staat op de een of andere manier goed bij je grijze ogen.'
'Bij mijn litteken.'
'Dat moet je niet zeggen,' zei ze.
'Volgens mij gaat het al beter met me,' zei ik. 'Ik had het eerst toch over het spook van de opera? Het kan me nou niet meer zoveel schelen wat ze ervan vinden. Ik laat ze tegenwoordig gewoon denken dat mijn facelift mislukt is.'
Julie gaf geen antwoord. Maar ze raakte wel even mijn gezicht aan, duwde het zachtjes opzij zodat ze de zijkant vol in het licht kon zien. Ze monsterde het nauwkeurig, alsof ze een decoratief voorwerp in mijn woning op waarde schatte. Ik moest denken aan de kleine Emily, die met haar vingertje over het litteken streek. Toen de inspectie was afgelopen, glimlachte Julie. 'Zo te zien iets wat een verhaal kan vertellen.'
'Dat litteken vertelt alleen maar het verhaal van hoe weinig tijd hij had.'
Julie kromp even in elkaar en ik zei sorry. We bestelden allebei nog een drankje, en ik stuurde het gesprek meer naar haar toe. Ze vertelde over reizen die ze had gemaakt, over vreselijke mannen en een paar aardige mannen, en over haar plannen. En plotseling vroeg ze of ik met haar mee wilde, en tot mijn eigen ontzetting dacht ik: ach, waarom eigenlijk niet? Gewoon alles laten barsten en weggaan. Tegen het eind van mijn tweede drankje dacht ik: zal ik dan vanavond al maar meteen alles laten barsten en weggaan?
We vonden een tafeltje en bestelden twee salades en een fles wijn, maar ineens leek dat niet genoeg. Ik merkte dat ik hunkerde naar rood vlees. Ik had de indruk dat zelfs Julie even verbleekte toen het op tafel kwam, dunne plakken rauw rundvlees met flinters Parmezaanse kaas, besprenkeld met olijfolie en citroensap. 'Ik ben een carnivoor, zonder meer,' zei ze. 'Maar ik vind het geloof ik wel fijner als het vlees een mooi bruin kleurtje heeft.'
Ik probeerde het gesprek in de buurt te houden van Julie en haar bruisende leven, eerlijk waar, maar het lukte me niet. Ik was als een rokende vulkaan die op uitbarsten staat, en terwijl we nog in onze salades zaten te prikken, kwam de eruptie, en verschafte de vulkaan haar een levendig verslag van de laatste paar dagen.
'Ja, Oban luisterde wel,' zei ik, toen onze glazen weer vol waren. 'Ik bedoel, hij heeft gehoord wat ik zei. Zo moet je dat noemen, toch? Hij heeft me aangehoord. En daarna was de zaak domweg gesloten, wij verspillen onze tijd met jou, maak het leven niet nog ingewikkelder dan wij het al vinden, en dwing ons niet om goed werk te leveren.'
Ik hield op met praten omdat ik moest lachen. Ik betrapte me erop dat ik werkelijk met een priemende vinger naar Julie wees. Ze was een beetje opzij geschoven, om mijn dreigende vinger te ontwijken.
'Ik heb het niet gedaan,' zei ze, en lachte ook. 'Mij hoef je niet te overtuigen. Of eigenlijk wel. Ik moet bekennen dat ik niet snap waar je het over hebt. Beweer je dat die lieve fotografendame die mafkees Doll hielp om mensen te vermoorden?'
'Nee, nee, Doll had er niks mee te maken. Ze hielp haar man, Gabriel.'
Julie nam nog een slokje rode wijn.
'Ik weet het niet,' zei ze. 'Ik had dit ten minste drie glazen geleden aan je horen te vragen. Ik bedoel, het zijn aardige mensen. Hij werkt bij een theater. Waarom zouden ze die vrouwen vermoorden?'
'Plus Doll.'
'Hoe bedoel je? Dat heeft die burgerwacht toch gedaan, of niet?'
'Nee dus.'
'Maar je zei dat ze zelfs een boodschap hebben achtergelaten.'
'Ja, dat weet ik. "BLOEDORSTIGE HUFDER", met die idiote spelfouten. Dat was zo knullig gedaan, maar ik was geschokt door wat ik zag, en ik heb er met over doorgedacht. Gaat iemand die niet eens 'hufter' kan spellen, een woord als 'bloed-dorstig' gebruiken? Weet je nog wat ik dacht over de lijken van Lianne en Philippa? Het waren de wonden van iemand die doet alsof hij een psychopaat is, maar dan zonder echte overtuiging. Je zou 's moeten zien wat een echte seksuele psychopaat doet met een vrouwenlichaam.'
'Nee, laat maar,' zei Julie. 'Dus dit zijn aardige moordenaars?'
'Ze hebben het niet voor de lol gedaan. Het gebeurde omdat ze vonden dat het moest.'
'Waarom, godverdomme?'
'Ik heb geen flauw idee. Maar het maakt niks uit. Dat is het leuke ervan. Eerst kon ik niets aan elkaar knopen. En nu ineens alles. Dat arme meisje, Daisy. Zij blijkt nu contact te hebben gehad met Gabe Teale. Ik heb gisteren een vriendin van haar gesproken, en die zei dat ze in The Sugarhouse heeft gewerkt. Lianne maakte zich zorgen over Daisy, en zij wordt ook vermoord. En ik heb ontdekt dat Philippa Burton op zoek was naar Lianne.'
'Waarom?'
'Geen idee. Uit het briefje dat ik op haar kamer vond, blijkt dat ze de link had gelegd tussen Lianne en Bryony. Hoe dan ook, ze wordt vermoord. Ik heb nu bewezen dat Bryony betrokken was bij de ontvoering van Philippa.'
'Echt waar?' zei Julie vol twijfel.
'Absoluut. Dus, waar was ik gebleven?'
'Weet ik niet precies.'
'Michael Doll. Die zogenaamde moordpoging op Bryony sloeg gewoon nergens op. Door al die media-aandacht voor Michael Doll dacht vrijwel iedereen dat hij Lianne vermoord had. Maar voor Gabriel en Bryony betekende het alleen dat Doll op die plek was geweest. Misschien had hij wel iets gezien. Misschien had hij zelfs wel contact met ze gezocht, en Gabriel bedreigd. Ze deden een halfbakken poging om hem te overvallen, een dreun voor zijn kop te geven, hem in het kanaal te gooien, weet ik veel, zodat het op een actie van een burgerwacht lijkt. Maar dan duikt ineens die vent, die Terence Mack op. Bryony wordt beetgepakt, Gabe zet 't op een lopen, Doll weet bij god niet wat er allemaal gebeurt, en iedereen maakt er dan maar een moordpoging op Bryony van. Geen wonder dat ze zo getraumatiseerd rondliep.'
'Tja...'
'En dus gaan ze - of waarschijnlijk alleen Gabriel, want inmiddels wordt Bryony geacht gevaar te lopen en staat onder politiebewaking - naar het appartement van Michael Doll om het karwei af te maken. Bryony had de beker van Emily weggepakt toen ze Philippa meelokten voor een gesprekje met Gabe in hun auto. Gabe vermoordt Doll en laat de beker achter. Doll is dood, er definitief ingeluisd, de zaak is gesloten.'
Julia goot de laatste druppels wijn in onze twee glazen. 'Nog meer?' zei ze.
'Nee,' zei ik. 'Ik word weer een beetje nuchter.'
'Zo klink je niet. Wacht 's eventjes,' zei ze. 'Er was meer dan alleen die beker, toch? Er lag ook nog dat leren tasje. Denk je echt dat hij dat expres achterliet? Dat was wel een risico.'
'Daar heb ik over lopen denken,' zei ik. 'Volgens mij deed hij dat niet expres. Je had het moeten zien. De hele kamer droop van het bloed. Gabe moet onder hebben gezeten.'
'Als hij daar geweest is,' reageerde Julie.
'Hij was er. Hij zit onder het bloed, trekt alles uit om zich te wassen in de badkamer, en laat dat tasje liggen. Iemand vindt 't, maar uiteindelijk maakt het niks uit, want ze beschouwen dat ook als één van Dolls trofeeën.'
Julia zei even niets. Ze keek alsof ze uit haar hoofd een staartdeling zat op te lossen. 'Heb je dat allemaal in die vijf minuten tegen Oban gezegd?' zei ze ten slotte.
'Hij kreeg een samenvatting.'
'Geen wonder dat hij je eruit schopte.'
'Vind je het niet overtuigend?'
'Ik weet niet. Ik moet het eerst maar 's tot mijn hersens laten doordringen. Wat jij doet kan me niks schelen, maar ik neem nog een drankje.'
Ze bestelde twee cognacjes. Ze nam een slok en vertrok even haar gezicht. 'Dus wat ga je nou doen? Nog een poging richting Oban?'
Ik tikte met mijn vinger tegen het glas, en er klonk een heldere toon.
'Nee,' zei ik bedachtzaam. 'Ik denk dat ik mijn krediet bij hem wel verspeeld heb. Ik weet 't niet. Het blijft maar in mijn gedachten rondmalen. Weet je, toen Paul McCartney Yesterday had verzonnen, heeft hij dagenlang lopen nagaan waar hij het eerder had gehoord. Hij kon niet geloven dat hij 't echt zelf bedacht had. Ik vraag me steeds maar af of ik me patronen inbeeld die er niet echt zijn.' Ik pakte het glas en nam een brandende slok. 'Misschien moet ik met ze gaan praten,' zei ik.
'Met wie?'
'Bryony en Gabe.'
'En zeggen dat je vermoedt dat het seriemoordenaars zijn?'
'Even stangen, zorgen dat ze gaan piekeren. Misschien dat ze in actie komen.'
Julie dronk haar glas leeg. 'Dat wil zeggen, niet als ze onschuldig zijn,' zei ze. 'En ze vermoorden je, als ze het gedaan hebben.'
'Ik weet niet wat ik anders moet.'
Nu was het Julies beurt om naar mij te wijzen. Haar vinger beefde een beetje. 'Hoeveel heb jij gedronken?' zei ze.
'Twee marguerita's. Pakweg een fles wijn. En deze cognac.' Ik dronk hem leeg.
'Precies,' zei Julie. 'Ik hoop maar dat ik de drank hoor kletsen. Het zal allemaal wel drankgeklets zijn. Maar dat laatste. Ik weet honderd procent zeker dat we ons morgen geen van beide ook maar iets herinneren van vanavond. Vooral ik niet. Maar je moet me echt beloven dat je niet iets heel erg stoms gaat doen. Beloof je dat?'
'Natuurlijk beloof ik dat,' zei ik met een glimlach.
'Ik weet niet zeker of ik je wel geloof.' Ze legde haar hand op mijn schouder en schudde me heen en weer, alsof ze me wakker wilde maken. 'Luister Kit, snap je nou niet dat je volslagen krankjorum bezig bent? Ik bedoel echt volslagen.'
'Nee, ik...'
'Een zeker risico lopen met een goeie reden, dat is één ding -al zou ik het niet aanbevelen.' Ze stopte even voor een heftige hik, en ging weer door. 'Maar jij hebt het over risico lopen met geen enkele reden. Alsof het leven van twee dooie vrouwen op een of andere manier belangrijker is dan jouw eigen levende leven, als je begrijpt wat ik bedoel.'
'Ja. Maar zo kijk ik er niet tegenaan.'
'Natuurlijk niet, jij kijkt er achterstevoren en binnenstebuiten tegenaan. Jij wil dooie mensen redden. Dat gaat niet.'
'Weet ik wel.'
Ze bracht haar gezicht dichter bij dat van mij, en zei het nogmaals, nog harder. 'Dooie mensen kun je niet redden, Kit. Je kan een dooie niet tot leven wekken. Laat het zitten.'
45
Toen ik een tiener was, moest ik van mijn vader altijd een groot glas melk drinken voor ik uitging. Dan had ik een bodempje, zei hij. Ik had gisteravond een glas melk moeten drinken, dacht ik, toen ik de volgende morgen wakker werd. Het licht dat door mijn halfopen gordijnen binnenviel, deed al pijn aan mijn ogen voor ik ze open had, en mijn mond was kurkdroog. Ik keek door mijn oogharen naar de wekker. Het was half zeven. Ik gaf mezelf nog vijf minuten. Vijf minuten, niet meer. Nog nooit had mijn kussen zo zacht gevoeld, waren mijn armen en benen zo zwaar geweest, en mijn oogleden zo dichtgeplakt.
Ik tuurde nog een keer wazig naar de wekker, en nu klikten de cijfers door naar 6:35. Nog een paar minuutjes. Ik moest denken aan de tijd dat ik ziek was als kind, en dat mijn tante bij ons kwam logeren zodat mijn vader toch naar zijn werk kon. Die paar dagen beeldde ik mezelf dan in dat mijn tante mijn moeder was - dat het zo dus geweest zou zijn, als ze niet zomaar was doodgegaan. Dan lag ik in mijn bed met mijn stripboeken en een glaasje citroenlimonade op het tafeltje naast me, en de gordijnen half open net als nu, terwijl het stof dwarrelde in het zonlicht. En elke keer dat ik uit mijn koortsige dromen weer in het heden terugkwam, hoorde ik haar beneden. Kastdeurtjes werden opengedaan en weer dicht, een stofzuiger bromde, de wasmachine zoemde, glazen tinkelden, schoenen klikten door de gang, murmelende stemmen bij de voordeur. Dan voelde ik me zo veilig, onder de dekens, omdat ik wist dat ze maar een paar meter verderop was. Ik wilde dat ik mezelf nu zo'n dag kon geven. Dan kon ik hier tot morgenochtend blijven liggen, in slaap glijden en weer terug, zwevend tussen vormeloze dromen en dommelend wakker zijn. En af en toe naar de keuken sloffen in mijn ochtendjas om een kop thee te zetten. Wachtend op een koele hand op mijn voorhoofd.
Uit Julies kamer drong een woest gesnurk tot me door. Ik deed één oog open. Tien over half zeven. Opstaan, zei ik tegen mezelf, en mijn benen gleden opzij naar de vloer. Mijn hoofd bonkte toen ik het rechtop liet komen, maar kalmeerde toen tot een mild, acceptabel geklop. Uiteindelijk niet zo beroerd. Ik ging naar de badkamer en spatte koud water in mijn gezicht. Toen kleedde ik me zo snel en stilletjes aan als ik kon. Voor ik de deur uitging, dronk ik drie glazen water. Ik hunkerde naar sterke zwarte koffie, maar dat durfde ik niet, want dan kon Julie wakker worden. Als ze wist waar ik heen ging, zou ze waarschijnlijk de deur op slot doen en de sleutel het raam uitgooien. Maar ik had mijn plan helemaal klaar.
Het was een nevelige ochtend. De contouren van de huizen aan het eind van de straat waren vaag, en de auto's hadden hun lichten nog aan. Later zou het vast zonnig en warm worden, maar nu was het nog kil. Ik had een jack moeten meenemen en een trui moeten aantrekken in plaats van alleen maar een dunne katoenen blouse. Er was al aardig wat verkeer. Londen is nooit leeg, nooit donker, nooit stil. Maar toch was ik er al tegen half acht. Dat was prima. Artistiek leiders stonden vast nooit eerder op dan acht uur.
In het huis van het echtpaar Teale waren de gordijnen allemaal dicht. Zo te zien was er nergens licht aan. Mooi. Ik probeerde het me gemakkelijk te maken in de autostoel. Ik had geen idee hoe lang ik hier zou moeten blijven zitten. Ik had onderweg ten minste een kop koffie moeten kopen. Ik had iets te lezen moeten kopen. Ik had nu alleen maar het handboek van de auto en een krant van tien dagen geleden. Ik las de krant, alle inmiddels vergeten verhalen over hier een fotomodel, daar een oorlog, hier een dode jongen en daar een internetmiljonair. Ik voelde me verkleumd, stijf, mijn lijf deed zeer. Ik borstelde mijn haar en pakte het van achteren bij elkaar. Ik tuurde naar mijn gezicht in het spiegeltje, en schrok van mijn bleke kleur na die wilde avond. Ik rommelde wat rond. In huize Teale bleven de gordijnen gesloten. Had ik toch langer kunnen slapen.
Toen het kwart voor negen was, ging er boven een licht aan. Mijn mond was droog. Achter mijn ogen hamerde de vraag: waarom ben ik hier? Waar ben ik in hemelsnaam mee bezig?
Om vijf voor negen ging het gordijn open en ik zag heel kort de gestalte van Gabriel door het raam. Ik gleed omlaag in mijn zitting, en tuurde naar het huis met mijn branderige ogen. Ik moest plassen.
Een paar minuten later werden beneden de gordijnen opengeschoven. Ik stelde me voor hoe ze koffie aan het zetten waren in hun gezellige keuken, brood roosterden, met elkaar deze dag doorpraatten, en elkaar kusten bij het vertrek. De voordeur bleef dicht. Ik zou naar huis kunnen gaan, dacht ik. Naar huis rijden en mezelf weer in bed hijsen. Julie zou nog wel liggen te slapen, behaaglijk onder de dekens met een arm over haar ogen.
Eindelijk ging de deur open en kwam Gabriel te voorschijn. Hij bleef een paar seconden op de drempel staan, klopte op zijn zakken om zeker te weten dat hij zijn sleutels bij zich had en riep iets over zijn schouder. Hij had een zwarte spijkerbroek aan en een grijs wollen jasje, en hij leek op het soort mensen waar ik mee omga. Net een van mijn vrienden.
Ik moest nog even wachten. Ik staarde naar het autoklokje. Ik keek tot tien minuten voorbij waren, en stapte toen de auto uit. Het was nog niet te laat om van gedachten te veranderen, zelfs nu nog. Het was nog niet te laat, tot het moment dat ik harder dan nodig was op de voordeur bonsde, en voetstappen hoorde.
'Ja?'
Bryony had haar ochtendjas aan. Ze hield hem van boven dicht met een gebaar dat ik van mezelf kende. Ze staarde me aan met een perplexe blik, alsof ik haar uit bed had gehaald. Ik zag dat ze nadrukkelijk slikte. 'Bryony,' zei ik vol warmte. 'Ik hoop dat ik je niet stoor. Ik reed hier langs op weg naar een cliënt. Ik zag jullie straat letterlijk ineens voor me liggen, en omdat ik toch idioot vroeg ben, wip ik even langs, zo van: je weet maar nooit.'
'Kit?' zei ze gesmoord.
'En om je de waarheid te zeggen, kan ik wel een toilet en een kop koffie gebruiken voor ik naar dat gesprek ga. Ik heb je toch niet wakker gemaakt?'
'Nee, nee, sorry.' Ze vermande zich overduidelijk. 'Ik had alleen niet verwacht - maar kom binnen, natuurlijk. Ik zet wel wat water op. De wc is aan het eind van de gang.' Ze wees met haar hand. Vers afgebeten nagels, constateerde ik. Afgebeten net als de nagels van Lianne.
'Dank je.'
Toen ik weer terugkwam, deed ze net een schepje koffiebonen in een molen.
'Je ziet er moe uit,' zei ik. Ze zag er erger dan moe uit. Het was alsof een deel van haar gewicht van haar was afgevallen, zodat haar lichaam, eerst zo sterk, nu futloos was. Haar sleutelbeenderen staken scherp uit. Haar gezicht was opgezwollen, haar magnifieke haardos vettig. Op haar linkerwang had ze een lichte rode uitslag. Toen ze de fluitketel boven het koffiefilter tilde, zag ik dat ze een armband van eczeem rond een pols had zitten. 'Gaat het wel goed?'
'Ik ben niet erg lekker geweest,' zei ze.
'Ja, dat zei Gabriel al. Heeft hij verteld dat ik laatst naar The Sugarhouse ben geweest?'
'Nee, dat niet.'
'Ben je ziek geworden van te veel piekeren?' vroeg ik.
'Wie weet,' zei ze langzaam. Ze schonk twee koppen koffie in, en zette ze neer op tafel. 'Wil je ook iets eten, of kom je anders te laat voor je afspraak?'
'Ik heb tijd zat,' antwoordde ik opgewekt. 'Maar ik hoef niks te eten. Hier heb ik zin in.' Ik nam een klein teugje van de gloeiend hete koffie. 'Ben je naar de dokter geweest?'
'Waarom?'
'Omdat je je zo voelt.'
'Dat komt wel goed. Ten slotte is alles nou in orde, toch?'
'O ja?'
'Ik bedoel, het is voorbij. Het gepieker.' Ik keek haar aan, en ze frunnikte aan haar koffiekopje. 'Dat heeft de politie gezegd.'
'Ik weet het. De politie is dol op dingen die voorbij zijn, zie je. Ze zijn dol op gesloten dossiers. Opgelost, streep eronder, afdrinken in de kroeg, volgende zaak.'
'Dat weet ik zo allemaal niet.'
'Maar voor jou en mij ligt het anders, toch?'
'Misschien moet ik me maar 's gaan aankleden.' Ze stond op, en hield opnieuw haar ochtendjas dicht. 'Het wordt al laat. Heb nog van alles te doen.'
'Jij blijft zitten met wat je hebt doorgemaakt, met wat er binnen in je hoofd zit.' Ze keek me aan vanonder zware oogleden, alsof ze alleen met een uiterste krachtinspanning wakker kon blijven. 'En voor mij blijven er vragen hangen die ik mezelf steeds maar blijf stellen. Ik weet dat het dom en zinloos is, maar ik kan het gewoon niet laten. Waarom schrijft het ene slachtoffer de naam op van het andere voor ze sterft? Hoe kan een moordenaar een vrouw op klaarlichte dag uit een park sleuren, waar haar kind bij is? Waarom dacht een betrouwbare getuige dat Michael Doll alleen maar een onschuldige passant was?'
'Ik kan je niet helpen...' Bryony's lippen waren kleurloos. 'Ik weet het niet.'
'Waarom laat een vrouw zich weghalen uit een speeltuin zonder een keel op te zetten, en waarom ging het kind niet brullen toen haar moeder verdween?' Ik dwong mezelf om te glimlachen. 'Bij de politie was hiervoor allemaal erg weinig interesse. Vooral toen Michael Doll eenmaal dood was. Ik kan me heel moeilijk van dingen losmaken. Dat zeggen mensen altijd over mij. Maar goed, in dit geval zit ik met allemaal brokjes van een verhaal, en ik probeer ze steeds maar in elkaar te passen. Vind je het vervelend als ik zo zit te praten?' Ze reageerde niet. 'Er was een meisje dat Daisy heette. Daisy Gill. Veertien jaar, maar wie weet zag ze er ouder uit. Ik heb haar nooit ontmoet. Ik heb alleen haar foto gezien en met haar vrienden gepraat. Ze was een ongelukkig kind, dat weet ik wel. Verlaten door haar ouders, door verzorgers in de steek gelaten of erger. Ze was wanhopig op zoek naar een vriend of vriendin. Ze had volwassenen nodig die ze kon vertrouwen, die de wereld voor haar ietsje veiliger konden maken. Mensen als jij en ik kunnen zich maar moeilijk voorstellen hoe haar leven geweest moet zijn. Vaak woedend, altijd eenzaam en altijd bang.'
Bryony trok met een schrapend geluid haar stoel naar zich toe en ging weer zitten. Ze leunde met haar kin in haar handen, en keek me voor het eerst lang aan met haar karamelgetinte ogen. Die kleur stak af bij haar bleke huid.
'Daisy had één vriendin. Lianne. Ik weet niet hoe Lianne echt heette, ik weet niet waar ze vandaan kwam. Maar ik weet wel dat zij ook een beschadigd kind was. Wanhopig zelfs. Maar Lianne en Daisy hadden in ieder geval elkaar. Voor de rest hadden ze vrijwel niks, maar dat wel. Misschien is dat hun reddingsboei geweest. Als ze allebei oud genoeg waren, wilden ze gaan samenwonen en een restaurant beginnen, met macaroni en kaas op het menu. Dat zeiden hun vriendinnen.'
'Waarom vertel je me dit eigenlijk?'
'Daisy heeft zelfmoord gepleegd. Zichzelf opgehangen in haar treurige kamertje, in het huis waar ze zogenaamd thuishoorde. Toen werd een paar maanden later Lianne vermoord, langs het kanaal. En toen, kort daarna, werd Philippa Burton vermoord door dezelfde dader. Philippa kende Lianne - we hebben geen flauw idee hoe en waarom. Lianne kende Daisy. En het malle is dat Daisy in The Sugarhouse werkte. Dus zo zit alles aan elkaar vast.'
'Het zit niet echt aan elkaar vast,' zei Bryony. 'Dit is een kleine wijk. En ik ben trouwens ook aangevallen.'
'Michael Doll.' In een flits herinnerde ik me de laatste keren dat ik hem zag. Michael Doll in leven. Michael Doll dood. 'Hij is gewoon het verhaal binnengestruikeld. Meer heeft het niet om het lijf gehad. Hij zat nou eenmaal langs dat kanaal, waar niemand hem kon lastigvallen, hengelde zijn miezerige visjes op en gooide ze weer terug in het water...'
'Hij heeft die vrouwen vermoord.' Ze legde haar handen voor zich op tafel, en ging rechtop zitten.
'Hij zag er afgrijselijk uit,' zei ik. 'Ik heb zijn lijk gezien, weet je.'
'Ik wou altijd fotograferen,' zei Bryony zachtjes. 'Vanaf dat ik negen was en ik van mijn oom een goedkoop instantcameraatje kreeg voor mijn verjaardag. Het is iets wonderlijks, hoe je dat ineens weet - maar ik had altijd het gevoel dat ik de wereld scherper zag als ik door een cameralens keek, alsof alles dan klopte. Zelfs lelijke dingen kunnen er prachtig uitzien door een lens. Zinloze dingen kloppen ineens.' Ze keek even op naar de foto van haar kleine zigeunermeisje. 'En ik kan het echt. Niet alleen de foto zelf nemen, maar ik weet ook waar ik naar op zoek ben. Ik kan weken rondlopen en dan gebeurt er niks, en op een dag zie ik ineens iets. Een gezicht. Ergens gebeurt wat. Het licht valt op een bepaalde manier. Alsof er iets klikt in mijn gedachten. En het gaf me het gevoel dat ik iets bijdroeg, als ooggetuige.' Ze likte haar bleke lippen. 'Voor de maatschappij of zoiets, en ook voor mezelf. Net als Gabe en zijn theater. Hij is ook goed in wat hij doet, hoor.'
'Dat weet ik,' zei ik. 'Ik heb het gezien.' Het voelde heel vredig in de keuken, alsof de wereld buiten tot stilstand was gekomen.
'Wij zijn ook het verhaal binnengesleurd,' zei ze met een diepe zucht. 'Maar het maakt allemaal toch niks uit, hè? Het is voorbij. De politie zegt dat het voorbij is, dat ik veilig ben. En dat zei jij zelf ook. Dat ik me langzaam weer beter zal gaan voelen. Maar ik ben zo moe. Ik ben zo moe dat ik wel honderd jaar kan slapen.'
Achter ons klonk een zacht klikje en er viel een stilte binnen de keuken. Elk voorwerp stak helder en scherp af: de potplant op de vensterbank, de kopjes die aan hun haakjes hingen, het fragiele spinnenwebje aan de lamp, de zon die glom in de koperen pannen en geometrische figuren maakte op de muur, mijn handen die rustig in mijn schoot gevouwen lagen. Ik hoorde niets anders dan mijzelf, mijn kalme adem, en nauwelijks hoorbaar het getik van mijn horloge. Het was acht minuten voor half elf. Bryony zat volkomen stil.
Ten slotte draaide ik me om. Gabe stond daar, omlijst door het deurkozijn. Hij deed met een tweede klikje de deur dicht en keek naar ons. Van Bryony naar mij, en weer terug. Niemand zei iets. De zon scheen door het raam naar binnen.
Ik deed mijn mond open om iets te zeggen, en deed hem toen weer dicht. Wat had het voor zin? Ik had niets meer te zeggen. Ik stak een vinger omhoog en liet die langs mijn litteken gaan, van de haarlijn tot mijn kaak. Dat gaf me troost, op een of andere manier. Het herinnerde me aan wie ik was.
'Ik ben m'n tas vergeten,' zei Gabriel.
'Ik moest maar 's gaan,' zei ik. Maar ik stond niet op.
'Ze kwam gewoon even langs,' zei Bryony ten slotte, op de vlakke toon die ze zich recentelijk had eigen gemaakt.
Gabriel knikte.
'Ik wil naar bed,' mompelde ze, en kwam onzeker overeind. 'Ik ben ziek.'
'Het was maar even voor de gezelligheid,' zei ik. 'We hebben een paar dingen besproken, je weet wel.'
'Wat voor dingen?' Hij keek om naar zijn vrouw.
'Ze had 't over het hele verhaal,' zei Bryony. 'Ze noemde nog een meisje. Hoe heette ze ook alweer?'
'Daisy,' zei ik. 'Daisy Gill.'
'Die heeft zelfmoord gepleegd. En ze was een vriendin van Lianne. En ze werkte in The Sugarhouse.'
'Dit is zo stom,' zei Gabriel vermoeid. 'Dit had nou allemaal voorbij moeten zijn. Wat heeft de politie hierover te zeggen?'
'Er is niemand anders,' zei Bryony, bijna onhoorbaar. 'Ze is alleen.'
Hij kwam naar me toe. 'Wat kom je hier doen?' vroeg hij. Hij bukte zich en pakte mijn schouder vast, eerst zachtjes, toen greep hij mijn blouse beet en trok me overeind.
'Gabe!' riep Bryony uit.
Ik keek in zijn uitgeputte gezicht, zijn bloeddoorlopen ogen. Achter hem zag ik Bryony's fletse gezicht. En achter haar een dichte deur. Er was geen uitweg.
'Ga je iedereen op de hele wereld vermoorden?' zei ik.
Zijn handen voelden warm aan toen hij ze om mijn nek legde. Ik haalde me mijn moeders gezicht voor de geest, op de foto die ik overal mee naar toe nam, alsof zij me kon beschermen. Hoe ze lachte, en het zonlicht haar bleke huid beroerde. Mijn moeder, ze zat in het gras. Gabes gezicht was nu heel dicht bij me, als een minnaar, en ik hoorde hem fluisteren: 'Dit hadden we niet gewild.' Zijn gezicht was vertrokken in een huiveringwekkende grijns. Zijn ogen waren half dicht, alsof hij de aanblik van wat hij ging doen niet kon verdragen. Ik beukte hem uit alle macht, maar zijn lichaam was massief en onverzettelijk, als een grimmige toren. Dus liet ik mezelf verslappen, en hij begon me te wurgen. Tegen elk instinct dat ik in me had liet ik mijn knieën enigszins doorknikken. De wereld was rood en zwart en vol pijn en het geluid van iemand die huilde. En toen, met mijn lichaam zo week als ik kon opbrengen, alsof ik op het punt stond om te bezwijken, liet ik mijn rechterhand omhoog schieten, vliegensvlug en zo hard als ik kon, en ik spreidde mijn vingers tot een V en priemde in de richting van zijn ogen. Ik voelde iets dat zacht en vochtig was en ik hoorde een snerpende kreet. Zijn vingers ontspanden zich kortstondig, maar sloten zich toen weer ineen. Ik kraste mijn hand langs zijn wang, voelde hoe zijn huid opensneed onder mijn nagels, en haakte ze toen in zijn schreeuwende mond en rukte mijn hand zo hard als ik kon naar achteren. Mijn oren sloegen dicht door zijn gebrul. Pijn pompte rond in mijn hoofd, en ik zag alleen maar rood om me heen. Mijn gezichtsveld raakte vol bloed. Ik bleef telkens maar prikken met mijn vingers, tegen iets zachts aan. Ik voelde het kleverige van zijn bloed, de nattigheid van zijn spuug, de blubber van zijn ogen.
'Bryony. Maak er een eind aan, godsallejezus! Bryony.'
Iets zwarts beschreef een boog door de rode mist vlak voor me. Ik deed uiteindelijk toch mijn ogen dicht, maar er klonk een harde krakende dreun, alsof er op een paar centimeter afstand een geweer afging, en zijn vingers vielen van mijn keel af. Ik tuimelde voorover op de grond, en voelde hoe splinters van de vloerdelen in mijn wang drongen. Weer een geluid, en ik kon net een zwarte driepoot onderscheiden, die nog een keer omlaag suisde. Toen viel Gabriel boven op me. Zijn lichaam bedekte dat van mij, en zijn bloed stroomde over mijn gezicht, en zijn stokkende adem klonk in mijn oren, net als haar gegil. Ik duwde hem van me af en ging staan, hoewel de wereld nog steeds om me heen suisde en de vloer gevaarlijk wankelde onder mijn voeten. Gabriel lag daar in zijn eigen bloed met zijn ogen dicht. In zijn hoofd zat een wrede open wond, zijn gezicht was opengehaald, en één oog was volkomen rood. Maar zijn borstkas ging nog op en neer met zijn ademhaling. Ik nam de driepoot over van Bryony, liep met haar naar een stoel en duwde haar erin, terwijl ik zelf half op haar steunde.
'Ik ben geen slecht mens,' snikte ze tegen me. 'Ik ben geen slecht mens. Ik ben lief. Lief. Ik ben een lief mens. Dit was allemaal maar een misverstand. Een afschuwelijk misverstand.'
46
De bezoekersruimte in het huis van bewaring op Salton Hill leek op een smerig cafetaria in een gore achterbuurt. Aan een kant was er zelfs een luik waar een vrouw die er zelf uitzag als een gevangene, papieren bekers volgoot met thee uit een grote metalen urn, of iets inschonk dat moest lijken op sinaasappelsap. Er stonden plastic schalen waarop koekjes lagen met een rondje jam in het midden. Er renden kinderen rond, er werd geschreeuwd, stoelpoten knarsten over de vloer, sigarettenrook, en overal de walm van armoede.
In de mannengevangenis vind je van alles: gorilla's, psychopaten, verkrachters, oplichters, beroepscriminelen, kleine drugdealers. Maar de bewoners van een vrouwengevangenis zien er voornamelijk getikt uit, treurig en hulpeloos. Je hebt geen vrouwelijke bankrovers. Er zijn daar geen aanranders. Er zijn geen boeven die een jaar in de bak beschouwen als een soort onbetaald verlof. Er zijn wanhopige, verwarde mensen die gepakt werden bij winkeldiefstal omdat ze geen geld hadden, of vrouwen die stemmen hoorden en een kussen op het hoofdje van hun baby drukten. Ze zaten hier en daar aan de tafels te roken, altijd maar te roken, en praatten tegen hun ontdane, verlegen moeders en vaders, vriendjes, of onrustige kinderen.
Van de vrouw die bij de deur mijn pasje controleerde, kreeg ik te horen dat Bryony eraan kwam, dus kocht ik twee bekers thee en een klein pakje koekjes, en nam daarbij twee kleine papieren suikerzakjes met zo'n plastic roerstaafje, alsof een plastic lepeltje te veel luxe was geweest. Ik legde alles op een kartonnen dienblaadje. Niets dat als wapen gebruikt kon worden, of, aangezien dit een vrouwengevangenis was, om jezelf mee te verwonden.
Ik ging zitten aan de tafel die me was aangewezen, nummer vierentwintig, en nam een slokje van mijn thee die zo heet was dat ik mijn bovenlip verbrandde. En voor ik de tijd had om achterover te leunen en mijn gedachten te ordenen, stond ze daar. Ze had haar eigen kleren aan, uiteraard, een bruine trui met ronde hals, een marineblauwe broek, tennisschoenen zonder sokken. Ik zag haar zilveren enkelbandje, dat zat er nog. Maar haar trouwring was van haar vinger gehaald. Je zag alleen een flauwe witte streep waar hij had gezeten. Haar vlammende haren had ze strak naar achteren getrokken en samengebonden. Maar ze knapte er niet van op. Ze droeg geen make-up, waardoor ik me realiseerde hoe zorgvuldig ze vroeger altijd opgemaakt was geweest, zelfs toen ze de ochtend na de aanval op de bank lag. Rond haar ogen liepen nieuwe lijnen, en ze had een inbleke kleur waardoor het leek of ze uit een grot kwam. Ze ging zitten zonder een woord te zeggen.
'Ik heb thee voor je gehaald,' zei ik, en reikte haar een beker aan over de tafel.
'Dank je,' zei ze.
Ze leunde voorover en pakte de twee suikerzakjes. Ze scheurde er stuk voor stuk een hoekje af, en keek ernaar terwijl ze die in haar beker leegstrooide. Toen roerde ze met korte schokjes haar thee. Terwijl ze dit deed, zag ik het verband om haar polsen. 'Dat hebben ze me verteld,' zei ik.
Ze keek omlaag. 'Ik heb het niet goed gedaan,' zei ze. 'Iemand heeft 't me uitgelegd. De meesten snijden overdwars, omdat ze 't zo op tv hebben zien doen. Maar dan gaat 't te gauw weer dicht. Ik had mijn arm moeten volgen. In de lengte moeten snijden. De lengte moeten insnijden. Weet ik veel. Je komt me hier zeker bedanken.'
De plotselinge verandering van onderwerp verblufte me. 'Ik ben gekomen omdat Oban zei dat je me wou spreken. Maar ik wil je inderdaad wel bedanken, ja. Ik was bijna dood geweest. Je hebt mijn leven gered.'
'Dat zal toch wel iets uitmaken, denk je niet? Dat ik je leven heb gered.'
'Het lijkt me dat ze dat wel zullen meewegen,' zei ik.
'Ik ben heel behulpzaam geweest,' zei ze. 'Ik heb ze alles verteld. Heb je sigaretten voor me meegebracht?'
Ik stak mijn hand in de zak van mijn jasje, en haalde er vier pakjes uit. Ik schoof ze over de tafel naar haar toe, terwijl ik om me heen keek.
'Mag dit wel?' vroeg ik.
'Als het cellofaan er nog omheen zit, is het goed. Ze zijn bang dat je dingen binnensmokkelt.' Ze nam een sigaret uit een eigen pakje en stak die aan. 'Ik rookte er nog maar eentje per week. En toen ineens, hierbinnen, dacht ik: wat maakt het uit? Veel meer is er niet te doen.'
'Kan ik me voorstellen.'
Ze keek om zich heen en glimlachte. 'Wel even wat anders,' zei ze. 'Je zou me hier niet zo snel verwachten, hè?'
Ik keek naar deze vrouw, die Lianne had vermoord, en Philip-pa en Michael Doll. En net als zij keek ik toen naar die andere deerniswekkende vrouwen die het niet meer konden volhouden, of de rekening niet meer konden betalen, in paniek waren geraakt en waren geflipt.
'Ik heb Gabe tijdens m'n studie ontmoet. Iedereen was dol op hem. Voor hem had ik pas twee vriendjes gehad. Ik was helemaal weg van 'm. Ik vond mezelf de grootste bofkont van de hele wereld. Ironisch, vind je niet? Als ik niet het meisje was geweest dat Gabe Teale had gestrikt, zat ik hier nou niet.'
'Ja, maar dat kun je van alles wel zeggen,' zei ik. 'Daar komt het hele leven op neer, toch? Het een leidt tot het ander.'
'Dat kan ik toch moeilijk aanvaarden. Het voelt alsof ik ondanks mezelf in deze toestand terecht ben gekomen. Ik vind mezelf een goed mens. En ik hield van Gabe en was in zijn macht, en toen heb ik een stap gedaan, ik bedoel, ik kwam in een bepaalde toestand terecht, en daarna kwam ik in een volgende toestand terecht, en toen kon ik het niet meer verdragen. Op het laatst heb ik teruggevochten. Toen het om jou ging. En nou zit ik hier.'
Ze wachtte even om te horen of er een antwoord kwam, maar walging had mijn keel toegeknepen zodat ik er geen woord uit kreeg, dus ging ze maar door. 'Weet je wat nou zo gek is? Toen ik je zag... Nee, niet in het ziekenhuis, maar toen je bij ons binnenkwam, leek je me iemand die ik wel als vriendin zou willen hebben. Dan zouden we gaan lunchen en over van alles praten.'
Ik kreeg bijna geen adem meer. Ik moest nu iets zeggen. Ik moest me bedwingen om mijn stem niet te laten uitschieten. 'Had je dat gevoel niet bij Lianne?' zei ik. 'Of bij Philippa? Dat ze vriendinnen van je hadden kunnen zijn? Dat het mensen waren, net als jij, die ergens op hoopten en bang waren, net als jij? Mensen met een toekomst?'
Ze drukte haar sigaret uit in een aluminium asbakje op de tafel. Niet iets wat je kon pakken om iemand een dreun te geven. 'Ik heb naar je gevraagd omdat je de enige was die ik kon verzinnen om mee te praten. Die me niet zou veroordelen. Ik dacht dat je 't wel zou begrijpen. Hoe gaat 't trouwens met Gabe? Ben je bij hem geweest?'
'Sorry,' zei ik. 'Het is mij streng verboden om met jou over Gabe te praten. Daar zijn kennelijk juridische redenen voor. Maar 't gaat beter met hem. Lichamelijk, bedoel ik.'
'Fijn,' zei ze. 'Waar was ik gebleven? O ja, over jou. Jij hebt toch verstand van die dingen? Ik heb 't allemaal op een rijtje. Ik heb jouw leven gered. Dat is toch een verzachtende omstandigheid, of niet?'
'Dat zou kunnen,' zei ik. 'Maar misschien ben ik partijdig.'
'Het lijkt me oneerlijk als we allebei als moordenaars worden behandeld, alsof we samen even schuldig zijn aan wat er is gebeurd. Jij bent een vrouw, je bent een deskundige. Ik hoopte dat je kon beseffen dat het zijn moorden waren. Ik werd in zekere zin door hem overheerst. Ik dacht dat de mensen dat misschien zouden begrijpen. Als je er op een bepaalde manier naar kijkt, ben ik ook een slachtoffer van hem. Daar ben ik uiteindelijk tegen in verzet gekomen, toen ik jou heb gered. Toen werd ik weer mezelf, zou je kunnen zeggen. Het is net of ik mezelf niet was, tot ik jou moest redden.'
Bij die laatste woorden keek ze me voor het eerst recht in mijn ogen. Bedoelde ze dat ze iets te goed had van mij ? Haar leven in ruil voor het mijne?
'Wat is er gebeurd?' zei ik. 'Met Daisy?'
'Niks,' zei ze. 'Ze pleegde zelfmoord. Dat weet je wel.'
'Ze had iets met jouw man.'
'Dat zou ik niet weten. Ik moet zeggen dat Gabe altijd jonge meisjes aan zich had klitten. Dat hoef ik echt niet goed te praten. Ik ga niet doen alsof ik het leuk vind. Zo te horen was ze nogal in de war. Ze is toch niet naar de politie gegaan of zo?'
'Nee.'
'Zie je wel. Allemaal onzin.'
'Ze was veertien, Bryony.Veertien.'
'Zoals ik al zei, ik weet er niks van. Maar wel dat dat andere meisje, die Lianne, bij ons over de vloer kwam en volslagen hysterisch deed. Ze had een totaal verkeerd idee over Daisy. Ze was vast ergens aan verslaafd.'
'Ik heb het verslag van de lijkschouwing gelezen,' zei ik. 'Er zijn geen sporen van drugs in haar bloed aangetroffen.'
'Ik bedoel alleen maar dat ze niet meer te hanteren was. Ze begon om zich heen te meppen. Ik kwam trouwens pas halverwege de kamer binnen, ik snapte nauwelijks wat er aan de hand was. Zo stond ze nog te krijsen tegen Gabe en mij, en wild te slaan, en het volgende moment viel ze omver, en toen moet ze hard haar hoofd hebben gestoten. Het was net een nachtmerrie. Ik begreep gewoon niet wat er gebeurde. Ik weet alleen dat ze dood was, en ik raakte in paniek. We hebben wel geprobeerd om haar weer bij te brengen, echt.'
'Je raakte in paniek,' zei ik. 'Dus hebben Gabe en jij met een mes talloze keren in haar dode lichaam gestoken. Rond haar borsten, en in haar onderbuik. En toen hebben jullie het lijk bij het kanaal neergegooid. Dat kan jouw idee zijn geweest. Je kende het daar door je lange wandelingen in die buurt.'
'Nee,' zei ze dromerig. 'Nee, dat was Gabes idee. Alles kwam van Gabe. Hij draaide helemaal door. Hij zei dat we er een ander soort moord van moesten maken, zogenaamd gepleegd door een ander soort mensen dan wij. "Wij", dat zei hij. Hij zei dat we er allebei in zaten. Hij zei dat hierdoor alles kapot had kunnen gaan, en dat we nou weer veilig waren. Hij zei dat hij me niet in de steek zou laten.'
'Maar jullie waren niet veilig, hè?'
'Nee, inderdaad niet. Die vrouw...'
'Philippa Burton. Ze had een naam, hoor.'
'Ja, die had ons adres gekregen van dat andere meisje, van Lianne. Ze kwam bij ons langs, op zoek naar Lianne. Ze wist dat ze bij ons geweest was.'
'Waarom?'
'Lianne had haar iets over Gabe verteld. Dat zei ze tenminste.'
'Nee, ik bedoel, waarom was ze op zoek naar Lianne?'
'Wat maakt dat nou uit? Gabe kreeg de zenuwen. Hij wist niet wat hij moest doen. Ik probeer je gewoon uit te leggen waarom het grote geheel er zo afschuwelijk uitziet, maar als je het in stukjes verdeelt, is er wel een... een verklaring.'
'Wou je eerst zeggen eengoeie verklaring?'
Bryony zei even niets. Ze was nu bezig aan haar derde sigaret. 'Dat wou ik wel, maar het klinkt zo harteloos. Ik wil niet dat je zo over me denkt, Kit. Wat de meeste mensen denken kan me niet schelen, maar ik wil graag dat jij me begrijpt.'
'Dus hoe ging het dan bij Philippa?'
'Gabe had een idee, zei hij. Hij ging met haar praten, haar tot rede brengen. We maakten een afspraak met haar.'
'Op Hampstead Heath.'
'Precies. Ik wist niet wat er ging gebeuren. Hij had gezegd dat hij met haar wou praten, een verhaaltje opdissen om haar tevreden te stellen. Ik bleef zitten om op het meisje te letten. Ik had geen idee wat hij van plan was. Hijzelf denk ik ook niet. Later zei hij dat hij in paniek raakte en haar is aangevlogen.'
'En haar met een hamer op haar lichaam is gaan rammen, en dat heeft achtergelaten aan de andere kant van de Heath. Dus moet hij de hamer bij zich hebben gehad.'
'Waarschijnlijk wel,' zei Bryony. 'Dat ziet er niet best uit voor Gabe, hè?'
'Nee, inderdaad. En jij zat bij Emily te wachten tot haar moeder terugkwam?'
'Na een tijdje kreeg ik het benauwd. Er kwam maar niemand. Dus rende ik weg. Er waren een heleboel mensen in de buurt, er kon niks met haar gebeuren. Maar daar voel ik me nog het meest schuldig over, om een klein meisje zo in de steek te laten.'
'Dat kan ik me indenken,' zei ik. 'En je was vreselijk geschokt toen je terugkwam en Gabe je vertelde wat er gebeurd was.'
'Hij was er niet. Hij kwam pas een dag later thuis. Hij zei dat hij zichzelf van kant had willen maken.'
'En bovendien moest hij de auto schoonmaken.'
'Daar heb ik geen moment bij stilgestaan. Ik heb het alleen maar proberen te verdringen. Ik zat in een droomtoestand. Ik wou het van de daken schreeuwen. Ik voel me al beter nu ik het jou vertel. Ik heb zo'n behoefte gehad om de hele waarheid eruit te gooien.'
'En toen kwam ook nog Michael Doll in beeld. Hij heeft ook pech gehad, niet? Net als jij, bedoel ik. De plek die jullie kozen om van Liannes lijk af te komen, was precies waar Micky Doll de hele dag zat te vissen. Dat heb je in de krant kunnen lezen.'
'Ja, klopt.'
'Waarmee kon hij jullie dwarszitten? Had hij jullie gezien?'
'Ik dacht het niet. Geen idee. Gabe heeft het gedaan. Hij had niks gezien.'
'Had Gabe iets laten slingeren dat Doll heeft gevonden?'
'Nee.'
'Dus wat was er dan?'
'Niks.'
'Hoe bedoel je?'
'Volgens mij wist hij nergens van. Maar Gabe raakte helemaal bezeten van het idee dat die man daar geweest was, dat hij misschien wat wist. Hij zei dat we alleen maar via hem ooit gepakt konden worden.'
'Dus gingen jullie hem opzoeken daar bij het kanaal. Je kan niet ontkennen dat je er toen bij bent geweest.'
'Nee, ik was erbij. Dat geef ik toe. Tegen die tijd wou ik alles doen om Gabe te helpen, om er helemaal vanaf te zijn.'
'Wat was jullie plan? Een dreun op zijn hoofd en een duw in het water?'
Ze begon te huilen. Daar was ik op voorbereid. Ik reikte over de tafel een paar zakdoekjes aan. Ze veegde haar ogen droog en snoot haar neus.
'Ik weet 't niet,' zei ze.
'Maar jullie werden betrapt,' zei ik. 'Jij was fantastisch. Je beschrijving van de dader toen je eenmaal was bijgekomen van de schok was vooral een vondst. Die geheimzinnige crimineel die net voldoende afweek van de andere beschrijvingen, zodat ze allemaal onbetrouwbaar gingen lijken. Wat een acteerprestatie.'
'Ik acteerde niet. Ik dacht dat ik gek aan 't worden was.'
'En toen hebben jullie Doll alsnog gepakt.'
'Dat deed Gabriel. Als Doll uit de weg was, zei hij, en van alles de schuld kreeg, dan was het voorbij.'
'Wat zei jij toen?'
'Ik had geen eigen wil meer. Ik wou alleen maar dat er een einde aan kwam.'
'Toen je wegliep bij Emily, omdat je het zo benauwd kreeg, toen nam je haar beker mee. Die kwam nog mooi van pas. Jij hebt de beker daar achtergelaten, of misschien moet ik zeggen dat Gabriel dat deed. Hij heeft daar natuurlijk ook een leren tasje laten liggen. Maar dat maakte niks uit. Alweer een klein wonder. Daardoor kwam de schuld alleen nog maar meer bij die arme Micky Doll te liggen. Want welke moordenaar laat nou expres iets achter wat recht naar hem wijst? Wel een tikkie sneu voor Michael Doll, alleen.'
Ze moest haar neus weer snuiten. 'Ik weet het,' zei ze. 'Die dingen malen door m'n hoofd. Maar ik weet niet wat ik anders had moeten doen.'
'En toen was ik er nog,' zei ik.
'Ik had 't je bijna verteld,' zei ze. 'Dat wist je echt wel. Ik wou 't net gaan bekennen toen hij terugkwam. Je weet 't niet zeker. Dat zie ik in je ogen. Je weet niet zeker of je me moet geloven. Maar ik heb hem jou niet laten vermoorden. Dat weet je wel zeker.'
'Ja, dat weet ik zeker. Plotseling kwam je in verzet. Waarom?'
Ze stak nog een sigaret op terwijl ze hierover nadacht, met haar mooie gezicht in een frons. 'Ik kreeg 't gevoel dat het altijd maar door zou gaan, en dat we nooit veilig zouden zijn, niet veilig genoeg voor Gabe. Of misschien was ik 't gewoon zat.'
Ik nam een slokje thee. Die was nu heel koud en had een metalige smaak, al kan dat ook aan mijn droge mond hebben gelegen.
Bryony leunde voorover met een dwingende blik. 'Ik heb het een en ander gelezen,' zei ze. 'Ik denk dat ik geestelijk gestoord was. Daar heb ik over gelezen. Een syndroom van emotionele afhankelijkheid. Dat is een bekend patroon. Vrouwen die in de ban raken van een man en hulpeloos worden. Ik heb me jarenlang door Gabe laten gebruiken. Hij is een moeilijke man. Gewelddadig. En de situatie was niet zwart-wit. De eerste dode was zelfmoord, een tragedie. Toen kwam dat ongeluk. Tegen de tijd dat we er middenin zaten, was ik mezelf volkomen kwijtgeraakt.' Ze nam nog een trek van haar sigaret en keek me aan met toegeknepen ogen. 'Denk je dat ze dat zullen geloven?'
'Best mogelijk,' zei ik. 'Mensen geloven de wonderlijkste dingen, heb ik gemerkt. En je bent jong en knap en beschaafd, en dat helpt ook altijd.'
'Jij bent een deskundige,' zei ze. 'Jij was de sleutelfiguur bij deze zaak. De politie vertrouwt je. Wil je me helpen?'
Ik haalde diep adem en deed mijn handen in mijn zakken, misschien wel om te verbergen dat ze zo trilden. 'Volgens mij ben ik te direct bij de zaak betrokken om als getuige-deskundige op te treden,' zei ik.
Haar blik verhardde zich. 'Kit,' zei ze. 'Ik had je dood kunnen laten gaan. Ik heb je gered. Wij hadden nu thuis kunnen zitten en dan was jij dood geweest. Ik heb je gered.'
Ik stond op. 'Ik ben blij dat ik nog leef,' zei ik. 'Sorry dat ik niet zo uitbundig doe. Ik moet de hele tijd maar aan Emily denken, en aan die dode mensen. Ik kan ze niet uit m'n gedachten zetten. Ze leefden gewoon, en jullie hebben ze vermoord. Tja, dat lijk je jezelf zonder al te veel problemen te kunnen vergeven. Dat blijft me verbijsteren, het vermogen van mensen om zichzelf te rechtvaardigen en nooit enige schuld te voelen.'
'Maar heb je dan niks gehoord van wat ik gezegd heb?' zei Bryony. 'Ik ben er net zo kapot van als iedereen.'
'Ik heb je horen zeggen dat je er helemaal niks aan kon doen,' zei ik. 'Ik hoorde je zeggen dat Gabe alles deed, en niet jij. Kennelijk moet ik ook medelijden met jou hebben, net als met Daisy en Lianne en Philippa en Michael.'
'Iemand die me helpt, dat heb ik nodig.' Haar stem klonk nu jammerend. 'Want hulp heb ik nog nooit gekregen.'
Oban stond buiten op de parkeerplaats te wachten. Er woei een straffe koude herfstwind, en ik deed mijn ogen dicht en liet hem recht in mijn gezicht loeien. Ik wilde het laatste uur uit me laten wegblazen. Hij glimlachte tegen me.
'Was het zoals je zei dat het zou wezen?' vroeg hij. 'Ging ze zichzelf ook afschilderen als een van de slachtoffers van Gabriel Teale?'
'Daar kwam het op neer.'
'Denk je dat 't haar gaat lukken?'
'Niet als 't aan mij ligt,' zei ik en huiverde even. Er welden tranen op in mijn ogen.
Het begon al te schemeren tegen de tijd dat Oban me afzette aan het begin van mijn straat, maar zelfs van een afstand wist ik wie er bij me voor de deur stond. Hij had een lange jas aan. Hij had zijn handen in zijn zakken gestopt. Zijn schouders waren voorovergebogen. Hij wekte de indruk dat hij op een rotspunt stond, en een kille wind om hem heen raasde.
Ik bleef stokstijf staan en dacht er even over om weg te rennen. Of naar hem toe te rennen en mijn armen om zijn weerbarstige gestalte te slaan. Ik deed natuurlijk geen van beide. Ik liep zo nonchalant als ik kon de stoep op, en toen hij me eindelijk hoorde en zich omdraaide, wist ik een glimlach te voorschijn te toveren.
'Ik kom net van Salton Hill,' zei ik.
'O,' zei hij, en trok een vies gezicht. 'Van haar.'
'Ja.'
Hij gromde iets en duwde zijn handen diep in zijn zakken. 'Zijn we in ieder geval verlost van die rotstukken van hem,' zei hij, en duwde zijn handen nog dieper zijn zakken in.
'Ik wist niet dat je er iets van gezien had.'
'Dat was ook niet nodig.' Er viel een stilte. Will zag eruit of hij onvrijwillig op wacht was gezet voor mijn flat. Hij snoof even. 'Je zal wel denken dat ik je kom feliciteren.'
'Nou...'
'Je zal wel denken dat ik kom slijmen over dat jij gelijk had en iedereen op de hele wereld ongelijk, waaronder ikzelf. Klopt dat? Moet ik je godverdomme een medaille geven of zo?'
Toen moest ik giechelen. 'Ga je gang,' zei ik.
Ik duwde de deur open en schoof met mijn voet een berg post opzij die op de mat lag. 'Wil je binnenkomen?' Hij aarzelde. 'Glaasje wijn? Biertje? Toe nou.'
Hij liep achter me aan de trap op. In de keuken gaf ik hem een flesje bier uit de koelkast en schonk mezelf een glas rode wijn in. Ik deed de gordijnen dicht en stak toen een kaars aan die ik tussen ons in op tafel zette. Hij nam een slokje. 'Hoe gaat het met je nek?' vroeg hij. 'Of welk ander onderdeel van je dat hij...'
'Prima,' zei ik. Ik keek naar zijn gezicht met de schaduwen van het flakkerende licht erop. Ik wist dat hij nooit zou veranderen. En ik wist hoe het zou worden: ik de hele tijd op iets meer hopen, altijd maar vragen om iets wat hij niet kon geven.
'Will...'begon ik.
'Niet doen,' zei hij toen. Hij deed eventjes zijn ogen dicht. 'Niet doen.' Ik vroeg me af tegen wie hij nu smeekte. Het voelde niet langer alsof hij met mij praatte, maar met iemand in zijn hoofd.
Ik leunde over de tafel en legde een hand op zijn arm. Het was alsof je een stalen steunbalk aanraakte. Ik wilde zijn gezicht in mijn handen nemen en hem kussen tot hij me terugkuste. Ik wilde dat hij me vasthield, dicht tegen hem aan. Als hij dat deed, was ik kansloos. Maar hij kwam niet in beweging, hoewel zijn ogen weer opengingen.
'Dit is niet eerlijk van je,' zei ik ten slotte.
'Nee, dat zal wel niet.' Hij gooide het restje van zijn bier naar binnen en stond op. Zijn stoel schoof over de vloer. Hij keek om zich heen. 'Ga je hier weg of zo?'
'Waarom zou ik?'
'Weet ik niet,' zei hij. 'Slechte herinneringen. Een trauma.'
Ik schudde mijn hoofd. 'Wat voor slechte herinneringen?' zei ik. 'Ik blijf hier.'
'Goed zo,' zei hij, en herstelde zich toen snel. 'Ik bedoel, het is een interessante buurt. In sommige opzichten.'
'Dat vind ik nou ook.'
'Mooi.' Hij liet zijn hoofd zakken en gaf me een kus op mijn wang. Ik voelde zijn adem, zijn stoppels. Zo bleven we even staan, dicht bij elkaar in het kaarslicht. Toen trok hij zich terug.
'Je hebt het goed gedaan,' zei hij. 'Dat heb ik je gezegd, of niet soms?'
'Niet op die manier.'
'Ik sta er versteld van dat je er zomaar op afging, in je eentje,' zei hij. 'Je moet wat beter op jezelf passen.'
En toen ging hij de deur uit, zijn jas flapperde achter hem aan, en ik bleef staan waar ik stond en zag hem vertrekken.
47
Ik hielp Julie met inpakken. Het was een vriendschappelijk maar ook weemoedig klusje, en het zachte herfstweer buiten hielp ook niet mee. De beuken en kastanjes waren nu geel en goud en winterappelrood, en er blies een warme windvlaag door hun takken, die een kleurige stortbui van bladeren in het rond strooide. De wind liet bergjes bruine bladeren aangroeien op de binnenplaats, en af en toe stampten de kinderen er met hun laarzen knisperend doorheen, gierend van pret. De zon scheen door dunne sluierbewolking. De zomer, die nooit echt was gekomen, ging heen. Julie ging weg. Ik bleef achter.
'Hier, dit is van jou.' Ze gooide een lavendelblauw truitje naar me toe, dat ik zelden had gedragen. 'En dit ook.' Een flinterdun vestje klapwiekte de kamer door, met wapperende mouwen als bij een vreemd soort vogel. 'Jemig, ik wist niet meer hoeveel ik al die maanden van jou geleend heb. Ik ben net een ekster.' Ze moest giechelen. Haar ogen schitterden en ze straalde van energie en opwinding.
We waren al de hele ochtend bezig, een beetje ongericht, met pakweg elk halfuur een theepauze. We maakten stapeltjes van haar spullen: een stapel voor wat ze mee zou nemen, een voor wat ze wilde opslaan tot ze weer terugkwam, en een voor de vuilnisbak of de kringloopwinkel of voor mij. Die derde stapel was verreweg het hoogst - ze had een hevige aanval van het loslaten van bezit, alle bagage van je afgooien.
Ze slingerde een paar zwarte schoenen met bandjes boven op een gemeen geel jack dat ze pas een paar weken geleden had gekocht, toen ze genoeg kreeg van de regen. Ze voegde er een beige katoenen broek aan toe waar haar billen zo raar in uitkwamen, zei ze, een jack dat ze nooit echt leuk had gevonden, drie of vier sweaters, nylons met ladders, een kralentasje, een zwarte rok die ze had aangeschaft voor haar denkbeeldige kantoorbaan, die ze oppakte tussen duim en wijsvinger alsof hij vies rook, een limoengroen T-shirt en een paarse coltrui. 'Hier. Je rooie jurk,' zei ze, haalde hem van het hangertje en reikte hem aan.
'Hou maar.'
'Wat? Doe niet zo raar. Hij is van jou en hij staat je fantastisch.'
'Toch wil ik graag dat jij 'm houdt.'
'Erg praktisch is-ie niet.' Maar ze was duidelijk in verleiding gebracht en aaide hem alsof er leven in zat.
'Prop hem onder in je rugzak. Hij weegt haast niks.'
'En als-ie nou stukgaat, of ik 'm kwijtraak?'
'Je mag 'm naar hartelust stukmaken of kwijtraken. Toe nou, je gooit dingen weg alsof dit je laatste dag op aarde is. Laat mij dan ook 's.'
'Oké.' Ze leunde mijn kant op en gaf me een zoen op mijn wang. 'Elke keer dat ik 'm draag zal ik aan je denken.'
'Doe dat.' Tot mijn schrik merkte ik dat ik tranen in mijn ogen kreeg, en ik ging heel druk volkomen overbodig een stel kleren nog een keer opvouwen.
'Je bent heel lief geweest.'
'Helemaal niet. De helft van de tijd ben ik ongezellig en knorrig geweest, en de andere helft neurotisch.'
'Over knorrig gesproken, gebeurt er nog wat met Will?'
'Nee, niks.'
'Is het uit dan?'
'Geen idee. "Uit" is zo'n zwaar woord, weet je. Ik heb in m'n leven bijna nooit ergens een eind aan gemaakt, zelfs als ik het echt graag wou. Dus misschien mag hij er van mij een punt achter zetten, door niks van zich te laten horen. Of misschien laat hij wel wat van zich horen, en dan... Ik weet het niet. Ik weet niet wat ik dan doe. Maar hij is niet goed voor mij. Hij is te grof, als een stuk rots waaraan ik mezelf telkens zou openhalen.'
'Je zal wel gelijk hebben. Je komt vast heel gauw iemand anders tegen.'
'Wil je deze korte broek niet?'
'Smijt maar weg. Je blauwe plek trekt al mooi bij, trouwens. Hij is nou geelbruin, niet meer zo waanzinnig paars. Doet 't nog pijn?'
'Niet zo erg, het zeurt een beetje.' Ik raakte hem even heel licht aan.
'Rare zomer wel.'
'Dat kan je wel zeggen, ja. Het voelt nou allemaal heel onwerkelijk aan, als een verhaal dat iemand anders is overkomen.'
'Heb jij ook wel 's het gevoel dat je speelt dat je volwassen bent?'
Ik ging op mijn hurken zitten en tilde een elektrisch-blauw vestje op. 'Dit moet je wel meenemen.'
'Ik bedoel, ik voel me totaal niet volwassen. Het voelt alsof ik maar een klein stapje bij mezelf als kind vandaan ben. Maar ja, ik leef ook niet zo'n erg volwassen leventje, hè? Een beetje zwerven, nooit wortel schieten, geen carrière of plannen op langere termijn, nog altijd tienerkleren aan, zoals dat vestje,' zei ze erachteraan, pakte het blauwe dingetje op en legde het bij haar stapel 'meenemen'. 'Maar jij hebt een supergave vaste baan, en een appartement dat echt lichtjaren verwijderd is van een studentenhok. Je geeft zelfs lezingen op conferenties, godsamme. Maar voel je je ook zo vanbinnen?'
'Nee.' Ik mikte een zijden onderbroekje naar haar toe, en ze stopte dat in haar rugzak. 'Het voelt allemaal als een toneelspelletje waar ik me achter kan verschuilen. Maar zo voelen we ons allemaal. Dat de anderen stuk voor stuk anders zijn, en hun zaakjes beter op orde hebben dan wij ooit zullen bereiken. En ook al word je honderd, dan voel je je waarschijnlijk nog precies zo. Als je op je sterfbed ligt, denk je nog steeds: wanneer voel ik me nou 's volwassen?'
'Misschien wel.' Ze grinnikte tegen me. 'Maar ik bén echt zo. Daarom loop ik nou ook weer weg. Ik hou niet van het echte leven.'
'Ik zeker wel?'
Ze keek me over tafel aan, een meermin in een bonte zee van kleren. 'Dan moet je met me meegaan.'
'Daar is het te laat voor.'
'Het is nooit te laat.'
'Dat kan ik niet geloven.'
De telefoon ging.
'Ik neem 'm wel,' zei Julie, en kwam moeizaam overeind. 'Zet jij het water maar op.'
Maar het was voor mij. 'Politie,' zei ze geluidloos en gaf me de hoorn aan terwijl ze haar schouders ophaalde.
'Kit Quinn?'
'Spreekt u mee.'
'Ik moest u bellen van hoofdinspecteur Oban. Er is een mevrouw Dear, die contact met u wil opnemen.'
'Mevrouw Dear? Nooit van gehoord.'
'Het gaat over haar dochter, Philippa Burton.'
'Pam Vere?'
'Hoe ze ook heet, ze wil met u praten.'
'Goed, geef haar nummer maar.'
'Ze zal wel dingen willen weten over het echtpaar Teale,' zei ik, toen ik de hoorn had neergelegd. 'Hoewel Oban direct op bezoek is gegaan bij Jeremy Burton. Er valt verder niks meer te zeggen.'
'Arme vrouw.'
'Overmorgen is de begrafenis - eindelijk. Philippa was haar enige kind. Nu blijft ze achter met Emily.'
'Ga je erheen?'
'Denk van wel. Maar het zal wel vreselijk druk zijn.'
'Dan zit ik al in de lucht. Ver weg.'
'Ik wou maar dat ik snapte waarom zij moest sterven. Het voelt allemaal nog steeds onaf, vind ik. Het spookt nog door mijn hoofd, en dat moet bij hen nog honderd, duizend keer erger zijn - dat je er helemaal niets van begrijpt.'
Pam Vere was kortaf en gespannen door de telefoon. Ze zei dat ze me voor de begrafenis wilde spreken. Vandaag, als het kon. Ze had alle tijd. Ik trok een vragend gezicht naar Julie tegenover me, en zei dat ik over een halfuur bij haar huis kon zijn.
'Ik spreek liever ergens buiten de deur af.'
'Ook goed.' Ik wierp een blik naar buiten, naar de dreigende lucht. 'We kunnen op de Heath afspreken - dat is toch bij u in de buurt?'
'Ik hoopte dat we elkaar bij het kanaal konden treffen.'
'Bij het kanaal?'
'Waar dat meisje is vermoord.'
'Lianne.' Het ergerde me mateloos dat niemand de naam gebruikte die ze had gekozen. Zelfs in de krant was ze altijd 'het dakloze meisje', 'de zwerfster'. En ik ergerde me aan de adjectieven die de fantasieloze persmensen verzonnen: Philippa was tragisch, Lianne was voornamelijk triest.
'Ja. Kunnen we daar afspreken?'
Ik probeerde mijn verbazing niet te laten blijken. 'Als u dat graag wil.'
De regen kwam net op gang toen ik bij de trap stond die omlaag loopt naar het kanaal. Af en toe spetterden er dikke druppels in het water, zodat kringen zich verspreidden. Het leek een slecht voorteken, alleen was dat waar ik bang voor was nu al gebeurd, en lag het in het verleden.
Pam Vere stond te wachten, heel stil met een omslagdoek en een camel jas. Ze glimlachte niet, maar stak haar hand uit toen ik op haar afliep. Haar greep was stevig en rustig. Haar ogen waren ook rustig, in haar kalkbleke gezicht. Het viel me op dat ze zich deze ene keer wat slordig had opgemaakt - er zat een vale poedervlek aan de zijkant van haar neus, en een klein spatje mascara op een van haar gerimpelde en geloken oogleden.
'Bedankt dat u wilde komen,' zei ze vormelijk.
'Ik wou het zelf,' zei ik.
'U komt ook naar de begrafenis?'
'Natuurlijk.'
'Er was nog iets wat ik u wilde zeggen. Dat had daar niet gekund.'
Ze keek om zich heen, naar de welig tierende brandnetels, het modderige pad bezaaid met chipszakjes, het slijmerige water met kuiltjes van de regen. 'Is het hier gebeurd?'
'Bij de brug,' zei ik, en wees het aan.
'Heeft ze geleden?'
Daar was ik niet op voorbereid, en ik moest eventjes mijn gedachten op een rijtje zetten. 'Ik denk het niet. Het waren geen seriemoordenaars, mevrouw Vere, ze waren niet als Fred en Rose West. Ze haalden geen genot uit het moorden. Ze wilden het zo snel mogelijk achter de rug hebben. Voor uw dochter was misschien het ergste het besef dat ze Emily onbeschermd achterliet.'
Ze schraapte haar keel. 'Ik bedoelde dat andere meisje.'
Ik staarde haar aan. 'Wie? Lianne?'
'Ja.' Ze hield mijn blik vast. 'Zou ze veel pijn hebben gehad?'
'Nee,' zei ik. 'Ik denk dat het heel snel voorbij was.'
Mevrouw Vere knikte en zei toen met dichtgeknepen keel: 'Ik heb gehoord dat ze haar overal gestoken hebben.'
'Pas toen ze al dood was.'
'Arm meisje.' Er spatte een regendruppel op haar wang en gleed erlangs omlaag, naar haar mond. Ze veegde hem niet af.
'Ja,' zei ik, en vroeg me af waarom Pam Vere met mij in de regen bij het kanaal wilde staan.
Ze draaide haar rug naar me toe, en stond zo over het water uit te kijken. 'Philippa was een lief meisje,' zei ze. 'Misschien hebben we haar te veel onder druk gezet. Ze was enig kind, moet u weten. Als ik nu wel eens foto's van ons drietjes zie, denk ik hoe klein en op zichzelf aangewezen ze daar tussen ons staat. Twee volwassenen en één klein kind. Maar toen stierf haar vader natuurlijk toen ze net elf was, en waren zij en ik alleen over. En ze bleef een lief kind, altijd netjes, dacht altijd aan andere mensen. Altijd hulpvaardig. Te hulpvaardig, misschien. Ze was heus wel populair, maar ze had niet veel vriendinnetjes toen ze klein was. Ze speelde graag in haar eentje, met die eeuwige pop van haar. Of ze was met mij samen, cake bakken en winkelen en het huis opruimen. Ze was nooit lastig voor me. En op school was ze net zo. Ze werkte hard - dat stond altijd op haar rapport. Geen uitblinker, maar een harde werker, een plezier om les aan te geven. Maakte altijd haar huiswerk direct als ze uit school thuiskwam. Ontzettend gehoorzaam. Dan zat ze aan de keukentafel toast met boter en marmite te eten, en dan maakte ze haar huiswerk, met een blauwe pen, in haar keurige handschrift, altijd met zo'n haaltje aan de "y". Ik zie haar nog zitten, haar schooluniform was marineblauw, met haar hielen achter op de dwarslat van de stoel en haar wenkbrauwen gefronst, en na iedere regel droogde ze wat ze geschreven had met vloeipapier. Of ze kleurde haar landkaarten in voor aardrijkskunde. Dat vond ze leuk werk, dan maakte ze de kust blauw en de bossen groen, trok om bepaalde vormen extra zwarte lijnen. Ik heb een paar dagen geleden haar schoolwerk uit de kast gehaald en alles doorgebladerd, alle schriften met het onderwerp bovenaan rechts genoteerd, met een liniaal haar naam en klas onderstreept. Het voelt als gisteren. Ik herinnerde me weer hoe ze sommige dingen deed: tekeningen bijvoorbeeld die ze van zichzelf maakte toen ze nog heel klein was, met krasserig geel haar en een roze halve cirkel als mond. Kinderen tekenen zichzelf altijd lachend, nietwaar, ook al lachte Philippa helemaal niet zo vaak, hoor. En dan later doorsneden van bloemen met kleurpotlood, met hun stampers en meeldraden. Planeten. De zes vrouwen van Hendrik de Achtste. Algebra. Je m'appelle Philippa Vere et j'ai onze ans.' Pam Vere sprak haar Frans vlekkeloos uit. 'En dan nog haar opstellen. Op maandagochtend schreven ze altijd een opstel voor school - wat ik dit weekend heb gedaan, dat soort dingen, weet u wel?' Ik knikte. Ik wilde niets zeggen waardoor ze zou ophouden. 'En die heb ik ook doorgelezen. En weet u wat? Ik stond er elke keer in. Ze schreef altijd over wat ze met haar mammie had gedaan. Mammie en ik zijn wezen winkelen. Mammie en ik gingen naar de speeltuin. Mammie heeft een katje voor me gekocht en hij heet Blackie. Mammie is met me naar het museum geweest. Ineens drong het tot me door dat er bijna niemand anders in die opstellen stond dan ik en zijzelf. Ik heb niet beseft hoe alleen ze stond tot ik die stukjes las. Ze klaagde er nooit over.'
Ze draaide zich om en keek me recht aan. 'U vraagt zich natuurlijk af waarom ik u dit allemaal in vredesnaam vertel, niet?'
'U moet het aan iemand kwijt.'
'Ik ben inmiddels een oude vrouw. Ach, ik ben nog niet echt oud, dat weet ik wel. Ik ben pas in de zestig, en ik kan nog wel dertig jaar mee. Maar ik voel me oud, nu. Ik voel me nu twee keer zo oud als een jaar geleden. U hebt geen kinderen, toch?'
'Nee.'
'Hebt u uw moeder nog?'
'Nee. Mijn moeder ging dood toen ik nog heel klein was.'
'Dat verklaart het dan.'
'Wat?'
'Waarom ik perse met u wilde praten. Ze was zelfs makkelijk toen ze een tiener werd. Ze kreeg er een paar vriendinnen bij, soms ging ze uit op zaterdagavond. Dan dronk ze wel wat, maar nooit veel. Ze rookte niet. Ze gebruikte geen drugs. Ze was heel knap maar had dat niet in de gaten, en dat zorgde er denk ik voor dat anderen ook niet doorhadden hoe leuk ze eruitzag. Ze was nooit opdringerig of aanstellerig of flirterig. Ik vond haar altijd het mooiste meisje dat ik kende, maar ik was natuurlijk haar moeder, dus dan vind je dat, niet? En jongens van veertien en vijftien en zestien, die kunnen niet goed kijken, toch? Daar was ik altijd dankbaar voor — ik zei altijd: trek je niks aan van wat je vriendinnen allemaal uitspoken. Ze had nog tijd genoeg. Tijd,' glimlachte ze bitter. 'Zo veel tijd bleek ze nou ook weer niet te hebben, hè?'
Daar stokte ze plotseling.
'En toen?' vroeg ik, zachtjes.
'Toen leerde ze iemand kennen. Een jongen. Nou ja, een man eigenlijk, ouder dan zij. Ze was pas veertien toen ze hem tegenkwam. Hij keek wel goed naar haar. Ineens was ze geen jong meisje meer, ze stond op de drempel van het leven als vrouw. Ik dacht dat ze gewoon groter werd. Ik kan het nu bijna niet geloven, maar ik had geen flauw idee van wat er aan de hand was. Ik ben er pas later allemaal achter gekomen. Ze was zo naïef, mijn stille dochtertje. Ze dacht dat ze verliefd op hem was. En, nog belangrijker, dat hij ook verliefd op haar was. Als ik het toen door had gehad, had ik haar kunnen waarschuwen.'
Ze glimlachte tegen me. 'Weet u, ik vertel u dit nu allemaal niet omdat ik met iemand over Philippa wil praten. Een geheim is iets vreselijks. Je maakt het alleen maar minder vreselijk als je het doorvertelt, maar dat mag niet. Hij heeft haar natuurlijk in de steek gelaten, het duurde maar een paar weken. En haar hart was gebroken, al wist ik nog steeds niks.'
Ze draaide zich opnieuw om naar het kanaal, en zei toen: 'En ze was zwanger.'
Ik liep naar haar toe, en ging naast haar staan, starend in de diepte waar Dolls vissen zich verborgen hielden.
'Heeft ze de baby gekregen?'
'Ik kreeg pas te horen dat ze zwanger was toen ze zevenentwintig weken en vijf dagen heen was. Dus heeft ze de baby gekregen. Het is allemaal erg in het geheim gebeurd. Daar zorgde ik wel voor. Niemand wist ervan, alleen Philippa en ik.'
'Een meisje?'
'Ja. Een meisje dat een paar maanden geleden achttien geworden zou zijn.'
'Lianne?' Dan was ze ouder geweest dan ik had gedacht.
'Ik heb op school gezegd dat ze Pfeiffer had. We zijn samen naar Frankrijk gegaan om haar bevalling af te wachten. Ze was heel stil, alsof ze een shock had, maar ze deed wat ik zei. Veel keus had ze ook niet. Ze hebben de baby vrijwel direct weggehaald. Philippa wilde het kindje - haar kindje - eerst nog vasthouden. Ze huilde en snikte en smeekte. Ze werd zowat gek. Maar ik heb het niet toegelaten. Ik wilde niet dat ze zich ging hechten. Ze kon nog geen kind hebben, godallemachtig, ze was zelf nog maar een kind. Ik wilde dat ze een normaal leven kreeg, een man, alles waar ik voor haar op gehoopt had. Dus mocht ze van mij de baby niet vasthouden. Ze heeft twee dagen onafgebroken gehuild, zo veel tranen hebt u nog nooit gezien, alsof er een dam was doorgebroken. Alle tranen die ze met haar intense hulpvaardigheid haar hele leven had ingehouden. En toen leek ze zichzelf te vermannen. Haar melk droogde op, haar buik werd langzamerhand weer plat. Ze ging terug naar school en deed haar eindexamen. Ze heeft het er nooit meer over gehad.'
'Mevrouw Vere...'
'Maar ik heb de baby wel vastgehouden. Klein, rimpelig, rood gevalletje met een te ruim vel en glanzende blauwe oogjes. Ze legde haar vuistje om mijn vinger en wilde me niet loslaten, alsof ze het wist.'
'Wat wist?'
'Dat ik haar oma was. Haar familie. Haar thuis. Haar laatste kans. Ik heb haar sterke vingertjes één voor één losgewrikt, en haar aan iemand anders gegeven.'
'En toen is ze meegenomen en door iemand geadopteerd?'
'Geadopteerd, ja. Dat moet wel. Ik wilde niet dat Philippa ervan wist. Het leek me het beste als we de deur stevig achter die hele episode zouden dichttrekken. Ze had er vijf maanden geleden natuurlijk achter kunnen komen waar ze echt vandaan kwam, toen ze achttien werd.'
'Die telefoontjes.'
'Eerst wist ik het natuurlijk niet. Pas later, toen ik hoorde van die telefoontjes, de telefoontjes van Philippa en... en haar. Ik heb geen bewijs achtergehouden. U zult waarschijnlijk zeggen dat ik het niet heb willen weten. Maar achttien jaar lang is er geen week voorbij gegaan dat ik niet heb teruggedacht aan die kleine baby die mijn vinger beetpakte en me aanstaarde. En ik vraag me af of er een uur is geweest waarin Philippa er niet aan heeft gedacht. We praatten er nooit over. Zelfs niet toen Emily kwam, we hebben elkaar nooit gezegd wat we voelden.'
Eindelijk keek ze me aan. 'Daarom wilde ik met u praten. Om te weten of mijn kleindochter nog geleden heeft.'
Dus dit hele treurige verhaal ging allemaal over een dochter die haar moeder zocht, een moeder op zoek naar haar dochter.
'Ik vraag me af of ze elkaar ooit hebben teruggevonden, voor ze werden vermoord,' zei ik na een stilte.
'Ik troost mezelf soms door te fantaseren dat het hun gelukt is. Dat Philippa eindelijk haar baby mocht knuffelen en vasthouden. Maar daar zullen we nooit achter komen, hè?'
'Nee. Dat zullen we nooit weten.'
We zouden net afscheid nemen, toen Pam Vere haar hand op mijn mouw legde. 'Ik wilde nog vragen,' zei ze, 'of het mogelijk is dat mijn kleindochter in hetzelfde graf als mijn dochter komt te liggen. Denkt u dat zoiets kan?'
'Lianne is gecremeerd,' zei ik. 'En haar as is verstrooid.'
'O, ja,' zei Pam. 'Dan houdt het op.'
Ik liep terug naar huis. Weg bij het kanaal, de trap weer op, door de armoedige straatjes. Achter de ramen zag ik mensen hun eigen aparte leven leiden: een man die een viool vasthield, de strijkstok in de aanslag, een vrouw aan de telefoon, druk pratend, haar hand omhoog in de lucht, een bloot jongetje dat boven in een kamer zat en met een meewarige blik over de straat uitkeek. Ik lette op het gezicht van mensen die ik passeerde. Geen enkel gezicht is gewoon. Elk gezicht is mooi als je er op een bepaalde manier naar kijkt.
Julie stond op me te wachten. Uit de keuken kwam de geur van knoflook, en op tafel had ze een vaas met een nieuwe bos gele rozen gezet. Haar rugzak stond bij de deur, barstensvol, dichtgeritst, met het label van de luchtvaartmaatschappij aan een draagband vastgemaakt. Ik ging aan tafel zitten, haalde de foto van mijn moeder te voorschijn en legde die voor me neer. Ze glimlachte naar me, straalde me tegemoet door alle jaren heen dat ik haar gemist had. Haar heldere grijze ogen glansden vol belofte. De zon viel op haar jonge, blije gezicht. Ik voelde me vredig en erg verdrietig. In afscheid nemen ben ik nooit goed geweest.